Schuld jegens Joden vraagt geen compensatie maar verzoening
Niet uit te sluiten is dat onze generatie ooit verantwoordelijk moet worden geacht voor wat nu plaatsvindt jegens Joden én de ”vreemdeling in de poort.” Schuldbelijdenis over het verleden gaat dieper dan aanwijzen wie toen schuldig waren.
„Nu de laatste overlevenden nog onder ons zijn, bied ik vandaag namens de regering excuses aan voor het overheidshandelen van toen. Dat doe ik in het besef dat geen woord zoiets groots en gruwelijks kan omvatten.” Dat zei premier Rutte bij de jaarlijkse Nationale Holocaust Herdenking in Amsterdam. Het was voor het eerst in de historie dat een Nederlandse regering zo concreet „excuses” maakte.
Rutte voegde eraan toe: „75 jaar na Auschwitz is antisemitisme nog altijd onder ons. Juist daarom moeten we erkennen wat er destijds is gebeurd en dat ook hardop uitspreken.” Er waren „te veel ambtenaren die simpelweg uitvoerden wat de Duitse bezetter van hen vroeg.” Let wel: Hij zei niet dat alle ambtenaren ‘zo’ waren maar het waren er „te veel.”
Al eerder was er door de overheid, bij monde van de premiers Kok en Balkenende, sprake geweest van erkenning van fouten of misstanden maar van publieke excuses was het nooit gekomen. Daarom waren er uitbundige reacties uit de Joodse gemeenschap. „Fantastisch, werkelijk fantastisch”, reageerde de voorzitter van het Nederlands Auschwitz Comité. De Joodse stichting Centrum Informatie en Documentatie Israël (CIDI) sprak van „een historische stap.”
Schuldbelijdenis
Nu is een excúús letterlijk een verontschuldiging. Het kan ook een beleefdheidsbetuiging zijn, zoals we het woord zo vaak gebruiken. Het woord klinkt te pas en te onpas. Het is afgeplat. Zo heeft onze premier het niet bedoeld, anders zou er ook niet zo heftig en met dankbaarheid op zijn gereageerd.
Zouden we echter van een schuldbelijdenis spreken, dan gaat het dieper. Zodra het gaat om een schúldbelijdenis, gaat het ook om het vragen van vergeving en als het goed is het schenken van vergeving ofwel het streven naar verzoening.
Zou er overigens ooit sprake van vergeving kunnen zijn bij de Joodse gemeenschap? Het is niet voor te stellen dat men zou zeggen: „wij vergeven het Duitse volk wat men ons in Auschwitz heeft aangedaan.” Of, in onze situatie: „wij vergeven de ambtenaren die fout waren en meegewerkt hebben aan onze deportatie.” Daarom wordt er ook nooit een streep gezet achter wat in Auschwitz is gebeurd. Dan hier en dan daar zullen er excuses of erkenning van schuld plaatsvinden. Als het goed is om verzóening te bewerken! Zo bestaat er een Stichting Boete en Verzoening, die permanent aandacht vraagt voor de gruwelen die begaan zijn aan het Joodse volk de eeuwen door. Men voegt de daad bij het woord door zich in te zetten voor het onderhoud van Joodse begraafplaatsen, als teken van verzoening.
Coram Deo
Maar wat zou het dieper gaan dan een excuus, wanneer premier Rutte schuld zou betuigen coram Deo, voor het aangezicht van de God van Israël. En dat dit dan zou resoneren bij (een brede laag van) het volk, in diepe verootmoediging. In het besef dat wat in het verleden is gebeurd ook door onze generatie kan geschieden. Ambtenaren van toen waren niet anders dan ambtenaren van nu.
Dat geldt overigens voor alle beroepscategorieën. En de beulen in Auschwitz waren keurige huisvaders. We kunnen ons vandaag nauwelijks nog voorstellen dat zulke keurige mensen verantwoordelijk zijn geweest voor de gruwelijke daden in Auschwitz en andere vernietigingskampen. Keurige dokters die de huid van de Joden afstroopten om er lampenkappen van te maken! Gewone mensen, maar misleid door demonische machten! We mogen niet uitsluiten dat zulke daden ook nu kunnen worden gepleegd.
In de Schrift wordt een schuldig verleden dan ook aan het heden gekoppeld. „Wij hebben gezondigd, evenals onze vaderen”, zegt de psalmist (Psalm 106:5). Daarom raakt een schuldbelijdenis aangaande het verleden altijd het heden. Gruweldaden van vroeger kunnen zich vandaag herhalen.
De kerk
Als ergens schuldbelijdenis inzake het verleden een plek kan krijgen, dan is het wel in de kerk, plaatsvervangend voor de samenleving. Waar de premier excuses verwoordt in het horizontale vlak, weet de kerk van de verticale dimensie: schuldbelijdenis voor Gods aangezicht.
De plek waar dit in de kerk geschiedt, kan verschillend zijn. De synode kan zich de schuld toe-eigenen. In de plaatselijke gemeente kan het gebeuren, tijdens de gebeden in de eredienst. En verder: de kerk, dat zijn we zelf, hoogstpersoonlijk in de binnenkamer. Ooit hield ik een lezing over de milieuproblematiek. In de bespreking bekende een boer bijna kermend schuld aangaande de milieurampen die zich aandienen. Een enkele mens, representant van de kerk! Zo kan het ook met betrekking tot de schuld jegens het Joodse volk.
Gaat het om die schuld, dan gaat het in de kerk ook om zelfreflectie. Niet alleen de wereld buiten de kerk, ook de kerk zelf heeft schuld aan wat de Joden is aangedaan. Omdat gezwegen werd waar gesproken moest worden. Wel geldt ook hier het „te veel” waarover Rutte sprak. Te véél werd gezwegen.
Niet onvermeld mag worden hoe er ook wél gesproken is en verzet is aangetekend toen de Jodendeportaties plaatsvonden. De kerk kende voor en tijdens de oorlog zelfs profeten die de demonie van het nationaalsocialisme doorzagen (K. H. Miskotte, J. Koopmans, J. Overduin) en velen die daadwekelijk in verzet kwamen. Maar er was ook een andere kant: collaboratie met de bezetter, meebuigen met of onder de Duitse overheid, die als ”wettige overheid” werd bestempeld.
Antisemitisme
Het diepst gaat de schuld inzake openlijk of bedekt antisemitisme. De Jodenhaat kreeg absurde proporties tijdens het Hitlerregime, in het in Joodse ogen ‘christelijke’ Duitsland. Die haat was er echter door de eeuwen heen. De Joodse jurist mr. Abel J. Herzberg zei ooit: „Ik ben een zoon van vluchtelingen en een vader van vervolgden.” Het antisemitisme zit als het ware ver(k)ankerd in de wereldgeschiedenis.
De kerk kan de handen niet in onschuld wassen. Het is de Joden aangerekend dat ze Christus hebben gekruisigd. Dat leidde in de kerken niet zelden tot Jodenhaat. Ook hier moeten we zeggen: „te veel.” Want door de tijden heen is binnen de kerk ook de verwachting voor het Joodse volk levend gehouden. Maar schuld kan nooit worden gecompenseerd. Schuld vraagt om verzoening.
Schuldbelijdenis aangaande het verleden vraagt om inkeer tot het heden. Hoe zal in de toekomst over onze generatie geoordeeld worden? De Duitse bondskanselier Merkel sprak recent, bij de aanslag in Hanau, over gif in de Duitse samenleving, in verband met de opkomst van rechtsreactionaire groepen en hun misdadige acties. Dat gif is wereldwijd waarneembaar. De Joden zijn opnieuw slachtoffer. Het antisemitisme neemt overal toe. Martin van Amerongen, die ooit als Joods jongetje in Huizen ondergedoken zat, schreef eens dat het gevaar vandaag vooral zit bij de agressie jegens Joden vanwege de politieke situatie in Israël. Ook binnen de kerk is dat merkbaar.
Het is niet uit te sluiten dat onze generatie ooit verantwoordelijk moet worden gesteld voor wat vandaag plaatsvindt, ten aanzien van de Joden én de ”vreemdeling in de poort.” Daarom gaat schuldbelijdenis over het verleden dieper dan het aanwijzen van schuldigen toen. De vingers staan ook naar nu gericht.
De auteur was voorheen algemeen secretaris van de Gereformeerde Bond in de Protestantse Kerk.