Schuld aan Joden valt niet te compenseren
Hoeveel goede getuigenissen en daden er ook waren toen de Joden zwaar vervolgd werden, daartegen valt de schuld van anderen niet weg te strepen. Hier past geen compensatie maar inkeer en boete.
In mijn studententijd vertelde een dominee tijdens een conferentie over een gesprek dat hij eens had met een humanist. „Wat doe jij met je schuld?” vroeg de dominee. „Compenseren”, zei de humanist. „Tegenover elke verkeerde daad stel ik een goede.” „Zo breng ik mijn leven nooit in balans”, antwoordde de dominee. „Daar komt meer voor kijken. Geen compensatie maar verzoening!”
Daarom licht ik nog een keer het zinnetje uit mijn artikel ”Schuld aan vervolging van Joden vraagt om verzoening” (RD 19-5) waarin ik het letterlijk ook zo zei ten aanzien van schuld aan de Joden: „schuld kan nooit worden gecompenseerd.”
Het artikel bracht, samen met de bijdragen van ir. Henk J. Schouten (RD 4-5) en ds. C. Sonnevelt (RD 12-5), heel wat pennen in beweging. Verschillende malen werd gememoreerd hoe mensen zich hebben ingezet voor de Joden in de Tweede Wereldoorlog en met gevaar voor eigen leven in verzet zijn geweest tegen de gruwelen die hun werden aangedaan. Dat liet ik niet onbenoemd: dr. K. H. Miskotte, dr. J. Koopmans, ds. J. Overduin. Voeg nog toe J. W. van Hulst, die in zijn Hervormde kweekschool in Amsterdam vijfhonderd Joodse kinderen heeft gered. Of neem ds. Frits Slomp, alias Frits de Zwerver, die al Joden hielp die eind jaren dertig Duitsland waren ontvlucht.
Er was ook meer dan het individuele. Een bevriende kerkhistoricus schreef dat het Convent van Kerken al in 1940 bij de bezetter heeft geprotesteerd tegen de eerste antisemitische maatregelen. Dat gebeurde zeker bij de deportaties in 1942, namens tien kerken met een kanselboodschap. En, schreef hij, houd heel Europa in het vizier. Ds. Kaj Munk protesteerde heftig tegen de anti-Joodse maatregelen en Karl Barth schreef ”Unsere Schuld an der Leidensgeschichte der Juden”.
Men leze verder het tweedelige boek van ds. H. C. Touw, die zelf actief was in het verzet, ”Het verzet van de Hervormde Kerk” (’s-Gravenhage, 1946). Daarin wordt een eerlijk beeld geschetst van goed en niet goed, van daadkracht en twijfel.
En toch, hoeveel goede getuigenissen en daden er ook waren, daartegen valt schuld niet weg te strepen. Niet alle kerken hebben (mee) geprotesteerd toen het erop aankwam en het touw om de hals van de Joden werd aangetrokken. Schuld in dezen valt niet te compenseren door wat andere kerken wel deden.
Bovendien, waar kerken van zich lieten horen, resoneerde dat niet bij alle gemeenten. Niet overal werden de kanselboodschappen voorgelezen. Schuld in dezen valt niet te compenseren door gemeenten waar het wel gebeurde. En de kerk is toch vooral en allereerst de gemeente!
En, last but not least, ook waar de leiding van gemeenten aan de goede kant stond, gold dat niet voor elke gemeentelid. Schuld in dezen valt niet te compenseren.
En daarom: ik kan niet leven met een dubbelgevoel. Er was zeker ook heel veel goeds, kerkelijk, gemeentelijk, persoonlijk. Maar ds. J. J. Buskes, die zich het lot van de Joden in woord en daad zeer heeft aangetrokken, kwam desalniettemin tot de bekentenis dat hij niet genoeg had gezegd en gedaan. Ook in eigen persoonlijke beleving valt het kwade niet te compenseren met het goede.
Ontdekkend
Jodenvervolging de eeuwen door en antisemitisme als een voedingsbodem daarvoor behoren tot het bittere raadsel van de geschiedenis. Toen ooit tijdens een vergadering van de hervormde synode een vertegenwoordiger van de Raad voor de Zaken van Overheid en Samenleving (ROS) uitriep: „Elke vorm van antisemitisme is ons vreemd”, repliceerde dr. S. Gersen, toen secretaris van de Raad voor de Verhouding van Kerk en Israël: „Dan kent u uw eigen hart niet.” Dat maakt schuldbelijdenis zo blijvend noodzakelijk. Hier past geen compensatie maar inkeer en boete.
De auteur was voorheen algemeen secretaris van de Gereformeerde Bond in de Nederlandse Hervormde Kerk.