Nadenken over bestuurlijke schaal biedt scholen toekomst
Een grotere school heeft zijn voordelen. Schaalvergroting kan bijdragen aan het behoud van de identiteit en de kwaliteit van onze eigen scholen, reageren P. W. Moens en L. P. Niewenhuijse.
Schaalvergroting in het basisonderwijs is terug van weggeweest, constateert Renze Portengen (RD 6-9). Hij beschrijft de pendulebeweging die het overheidsbeleid laat zien in het stimuleren dan wel afremmen van schaalvergroting en constateert dat op dit moment in het basisonderwijs bestuurlijke fusies weer ‘in’ zijn. Dat beeld herkennen we, zowel in het basisonderwijs in het algemeen als bij de VGS-scholen in het bijzonder.
Nadenken over bestuurlijke schaalvergroting is nodig. Niet omdat alle schoolbesturen meteen maar moeten gaan fuseren. Wel omdat we met elkaar de verantwoordelijkheid hebben om de vraag te beantwoorden hoe onze scholen toekomstbestendig georganiseerd kunnen worden. Inspelen op de vele inhoudelijke uitdagingen van onderwijs, hoge(re) eisen aan professionaliteit van bestuurders –zowel vanuit de overheid als vanuit de sector– en een dalend leerlingaantal geven daartoe meer dan voldoende aanleiding.
Nadenken over bestuurlijke schaalvergroting biedt perspectieven. Een grotere bestuurlijke organisatie heeft onmiskenbaar een aantal voordelen. Zo zien we dat er ruimte ontstaat om meer onderscheid aan te brengen tussen bestuurlijke taken van een directeur en het leidinggeven aan het onderwijsproces.
Bij besturen met één school heeft de directeur vaak beide rollen, niet zelden nog gecombineerd met allerlei praktische taken. De praktijk laat zien dat zo’n combinatie voor veel directeuren –begrijpelijk– een zware opgave is. Hier ligt ook een van de oorzaken voor het directeurentekort. In een grotere organisatie kan gemakkelijker iemand de bestuurlijke rol op zich nemen, terwijl anderen zich richten op het onderwijskundig leiderschap in de school.
Een tweede voordeel is dat een grotere organisatie robuuster is als het gaat om het omgaan met allerlei vraagstukken. Denk aan beschikbare deskundigheid op diverse niveaus, anticiperen op leerlinggroei of -krimp en het minder persoonsafhankelijk maken van specialistische functies in de school.
Spannende vraag
Ons basisuitgangspunt is dat de school lokaal georganiseerd en geworteld is en dat daar de drieslag gezin-kerk-school gestalte krijgt. Dat uitgangspunt blijft ook staan bij grotere bestuurlijke organisaties. Vrijwel ieder gesprek over bestuurlijke samenwerking gaat daarom ook over de vraag hoe iedere school zijn eigenheid kan behouden. Een terechte vraag, een spannende soms ook. Want waar ligt de balans tussen een gezamenlijke grondslag, gezamenlijk beleid en lokale vrijheid? En waar hebben we het dan precies over? Zo’n gesprek voeren is niet eenvoudig, maar toch hard nodig. Het is ook waardevol, omdat met elkaar gesproken wordt over die zaken die onopgeefbaar zijn en onderwerpen die tot de middelmatige zaken behoren. Kern van de vraag is: hoe kunnen wij bestuurlijke samenwerking inzetten en inrichten om het lokale onderwijs met de lokale drieslag kerk-gezin-school in stand te houden?
Soms wordt een oplossing gevonden door het instellen van lokale (identiteits)commissies. Die gaan bijvoorbeeld over kledingregels, benoeming van leerkrachten en de invulling van de herdenking van de heilsfeiten. Dat kan goed werken, maar accentueert tegelijkertijd de verschillen. Ook wordt de besturing van de organisatie er complexer van.
Portengen roept in zijn artikel de overheid op om terughoudend te zijn met het stimuleren van schaalvergroting. Die oproep steunen wij. Want er is wel degelijk een grens aan schaalvergroting. Het type problemen dat zich bij de heel grote bestuurlijke organisaties voordoet –zonnekoninggedrag van bestuurders, onvoldoende zicht op de werkelijke onderwijskwaliteit en daarmee de waarde van diploma’s of eigen agenda’s van stafdiensten– is bepaald niet jaloersmakend. Laat de roep om schaalvergroting op dat niveau af te remmen echter geen reden zijn om de bestuurlijke toekomst van onze ‘kleine’ schoolbesturen niet te doordenken.
Eenpitters
Geeft de VGS de strijd voor eenpitters (één bestuur, één school) op? Zeker niet. De lokale school, het thuisnabij onderwijs, is nog steeds het uitgangspunt. Dat is het al sinds 1921. En zolang er genoeg capabele toezichthouders en directeur-bestuurders zijn, steunen we de eenpitter van harte. Maar juist de problemen op dit punt nopen tot verder denken, om bestuurlijk robuust én lokaal georiënteerd te kunnen zijn.
Ten slotte: is bestuurlijke schaalvergroting dan de oplossing voor alle vraagstukken? Vanzelfsprekend niet. Al helemaal niet als we daar onze verwachting op stellen om het onderwijs in stand te houden. Dan hebben we hoger te zien. In afhankelijkheid van de zegen van de Heere kan bestuurlijke schaalvergroting echter wel bijdragen aan het behoud van de identiteit en de kwaliteit van onze eigen scholen.
P.W. Moens is bestuurder en L.P. Niewenhuijse beleidsadviseur bij de VGS.