Land- en tuinbouw passen strenge milieuregels toe
De duurzaamheid van de Nederlandse agrarische sector verdient een medaille in plaats van kritiek, stelt B. van Doorn.
In zijn artikel ”Omslag naar duurzame landbouw is noodzaak” (RD 1-11) geeft Bjorn van den Boom van de Vereniging Natuurmonumenten aan waar volgens hem de knelpunten in de agrarische sector zich voordoen. Hij draagt ook oplossingen aan.
Het artikel sluit aan bij wat er recent is gepubliceerd over de insectensterfte in Duitsland in de laatste decennia. Deze sterfte is voor de auteur reden om een soort doemscenario te schetsen voor de toekomstige landbouw en ecologische systemen. En passant stelt hij de landbouw (mede)aansprakelijk, door een verband te zien tussen het gebruik van landbouwgif en de afname van biodiversiteit op boerenland.
Gewasbescherming
Landbouwgif werd tientallen jaren geleden (kort na de Tweede Wereldoorlog) in ons deel van de wereld gebruikt. Heden ten dage worden uitsluitend gewasbeschermingsmiddelen toegepast. Deze middelen, die deels chemisch zijn (net als onze medicijnen), hebben een toelatingsnummer nodig voordat ze op de markt worden toegelaten en gebruikt mogen worden. De gebruikers moeten zich certificeren en zich ook steeds laten bijscholen, willen ze hun toepassingscertificaat kunnen behouden. De middelen zelf moeten voldoen aan zeer strenge eisen op het gebied van voedselveiligheid en milieueffecten voordat een toelating wordt verkregen van het College voor Toelating Gewasbeschermingsmiddelen en Biociden (CTGB).
De Nederlandse overheid speelt dus al een zeer centrale rol in deze kwestie. Nergens in de wereld zijn de eisen die gesteld worden aan gewasbeschermingsmiddelen en de toepassing daarvan strenger dan in Nederland. Bovendien worden binnen voedselveiligheidsprogramma’s de producten continu onderzocht op residuen die een gevaar zouden kunnen vormen voor de gezondheid, voordat ze ter consumptie worden aangeboden in de supermarkten. Door deze wet- en regelgeving is de Nederlandse agrarische sector veel duurzamer dan elders in de wereld. Hij verdient een medaille in plaats van kritiek.
Misbruik wetenschap
Van den Boom gebruikt wetenschappelijke rapporten om zijn betoog te ondersteunen. Verder beweert hij dat er veel minder kruiden groeien in de weidegebieden dan voorheen en dat de grond wordt uitgeput door te intensief gebruik.
Het is echter voorbarig om nu al conclusies te verbinden aan op 18 oktober gepubliceerde resultaten van onderzoek door Duitse, Nederlandse en Engelse wetenschappers. Het valt de laatste tijd op dat de wetenschap te pas en te onpas erbij gesleept wordt. Er kunnen zo veel aanwijsbare redenen zijn voor de afname van een insectenpopulatie dat het echt geen pas geeft om de schuld van deze problematiek geheel in de schoenen van de agrarische sector te schuiven.
Dit gaat ook op voor de andere argumenten die worden aangevoerd. Dat de bodem verarmt, is deels waar. Dat heeft echter direct te maken met de veel te strenge regelgeving rond de bemesting, zodat er ieder jaar meer nutriënten (voedingsstoffen) aan de grond worden onttrokken dan er mogen worden ingebracht.
Er wordt ook verwezen naar een conclusie uit 2016 van het Planbureau voor de Leefomgeving: „De ammoniakuitstoot, de verontreiniging van oppervlaktewater en de hoeveelheid gewasbeschermingsmiddelen blijven zo hoog, dat het halen van natuurdoelen vrijwel onmogelijk is.” Dat zulke doelen niet worden gehaald, is verklaarbaar uit het feit dat ze worden gesteld in het spectrum van een landbouw uit de tijd van Ot en Sien. De manier van landbouw bedrijven die deze milieugerichte organisaties voor ogen hebben, staat dichter bij een duurzaamheidsreligie dan bij de realiteit. De prijzen van voedsel zouden bij een dergelijk beleid enorm stijgen, en daarmee zou de honger in de wereld erger worden. Een onbarmhartige religie dus!
Imagoschade
De Nederlandse land- en tuinbouw opereert dus op eenzame duurzaamheidshoogte. De wet- en regelgeving is nergens strenger en hoogopgeleide agrarische ondernemers doen met veel passie en vakmanschap hun werk. Milieulobbyisten brengen helaas veel schade toe aan het imago van de agrarische sector. Hun argumentatie is meestal flinterdun en grotendeels gebaseerd op een klimaatreligie, waar eerder dit jaar in het RD over is gediscussieerd.
Politiek en overheid zouden de hardwerkende voedselproducenten tegen hen moeten beschermen. Ze dienen vertrouwen te hebben in de agrarische sector en de regie in de handen van de boeren en tuinders te laten.
Er is al veel bereikt en de sector is bereid om in de toekomst nog veel meer te doen op het gebied van duurzaamheid. Zijn verantwoordelijkheid bij de bestrijding van het wereldvoedseltekort is daarbij een van de grootste uitdagingen.
De belangrijkste overheidstaak is de voedselproducenten een betere plaats te bieden in de voedselketen (lees: fair trade) en deze te beschermen tegen aanvallen vanuit milieuactivistische hoek. Subsidies zorgen voor marktverstoring en kunnen beter worden afgeschaft. Geef boeren en tuinders daarentegen de ontwikkelingsruimte die ze nodig hebben. Niet alleen de agrariërs die in de ogen van de milieuactivisten duurzaam zijn, maar heel de agrarische sector verdient de steun van de regering.
De auteur is fruitteler in de Betuwe.