Overheid eist niet van de kerken hun bijeenkomsten na te laten
Veel media gingen zondag naar de kerk. Vooral om te tellen hoeveel mensen de diensten bezochten. Hoewel de meeste kerken het bezoekersaantal na de laatste persconferentie van premier Rutte afschaalden naar dertig volwassen personen, waren er ook gemeenten –met name met grote kerkgebouwen– die ruimhartiger waren in hun toelatingsbeleid. Dat wisten de kranten maandag nauwkeurig te melden.
Een woordvoerder van een van de kerken vertelde welke veiligheidsmaatregelen waren getroffen en hoe alles in het werk was gesteld om de dienst ordelijk en coronaproof te laten verlopen. Maar de desbetreffende journalist wilde toch nog weten waarom niet was afgeschaald naar dertig personen. Het antwoord luidde dat Gods Woord zegt dat „we onze onderlinge bijeenkomst” niet zullen nalaten (Hebreeën 10:25a).
Het is een zinsnede die vaker in het verband met de kerkdiensten in coronatijd is gebruikt. Maar wie het verband van de tekst nagaat en verklaarders erop naslaat, ziet dat deze tekst een bredere betekenis heeft dan de opdracht om samen te komen. Het gaat hier over de onderlinge verhouding tussen de christenen. Zij moeten „op elkander acht nemen tot opscherping der liefde en der goede werken” (Matthew Henry). Voor elkaar een voorbeeld zijn en zo voorkomen dat anderen zouden verglijden in het geloof of daarvan zelfs afvallen. Dat kwam kennelijk ook toen voor. En juist die zwakkeren worden vermaand om de „toegadering” (Calvijn) niet te mijden, maar steun te zoeken in de geestelijke strijd.
Nu gaat het vooral om de vraag of de overheid van de kerken vraagt of eist om de diensten na te laten. Geen kerkdiensten te beleggen dus. Dat kan zij niet, en daarvan is ook geen sprake. Wel vraagt de overheid van de kerken om zich –binnen de huidige coronacrisis– aan te passen aan de genomen maatregelen, die overigens de gehele samenleving treffen. Voorzieningen die genomen zijn met het oog op de volksgezondheid.
Zeker is het nu meer dan anders nodig om gezamenlijk op te gaan naar Gods huis en daar onze schuld te belijden en te smeken om hulp en bijstand. Maar het kan helaas niet. Hoe pijnlijk het ook is dat slechts een klein deel van de gemeente naar de kerk kan gaan, het blijft tot nu toe mogelijk om kerkdiensten te beleggen en thuis mee te luisteren, te bidden en te zingen.
Intussen ontstaat in de samenleving merkbaar ergernis over het gedrag van de kerken. Waarom zouden kerkmensen in deze pandemie een uitzondering vormen? Niet-kerkelijke mensen voelen het alsof de vrijheid van godsdienst onterecht benut wordt om met grotere groepen bijeen te komen.
Het is voor de kerken een hele opgave om, rekening houdend met al die sentimenten, duidelijk te maken waarom ze toch graag met een (groter) deel van de gemeente willen samenkomen en dat ze daarmee de eer van God en het welzijn van hun naaste beogen. Zowel de kerkelijke als de niet-kerkelijke.