Column: Porno onder christenen
Tegenover mij in de spreekkamer zit een jonge man. Hij heeft zich aangemeld voor hulpverlening op het gebied van seksualiteit en dit is het kennismakingsgesprek. Mijn eerste indruk: bescheiden en sympathiek. Na een korte kennismaking begint hij te vertellen. In zijn plaatselijke hersteld hervormde gemeente had kortgeleden een emeritus predikant gepreekt over het afleggen van de zonde. Hij was heel concreet geweest over seksualiteit. „Misschien zijn er mensen in deze gemeente die porno kijken”, had de predikant gezegd. „Als u dit bent, moet u hier niet langer in vast blijven zitten maar vandaag nog met iemand gaan praten!”
De boodschap was ingeslagen als een bom. Dit kwam enerzijds doordat porno precies het probleem was in zijn leven dat hij voor iedereen verzweeg. Wat hem echter vooral diep had geraakt, was de toon waarop de predikant het had gezegd. Het waren geen harde, veroordelende woorden tijdens de dienst. De predikant was duidelijk, maar ook heel liefdevol geweest. Hij had de oproep afgesloten met een bemoedigend woord. Na afloop van de dienst wist hij genoeg en voegde hij de daad bij het Woord. En zodoende zat hij vandaag in de spreekkamer van de hulpverlener.
Ik was onder de indruk van zijn verhaal. Maar om eerlijk te zijn: het was heel uitzonderlijk. In mijn werk als hulpverlener begeleid ik groepen christelijke mannen met seksverslaving. Moedige kerels, die stuk voor stuk niet langer in slavernij willen leven. Tijdens de bijeenkomsten vraag ik of het in de zondagse preek weleens over porno gaat. Het antwoord is meestal: nee. Er blijkt vooral in heel bedekte termen over seksualiteit gesproken te worden. Als docent vraag ik ook aan mijn leerlingen of het er op catechisatie weleens over gaat. Ik krijg nogal eens verbaasde reacties. Een student schoot ooit in de lach. „Meneer, denkt u echt dat we het daarover kunnen hebben?”
Ik schrik daarvan. Vanuit verschillende onderzoeken in de christelijke wereld kun je stellen dat ook in uw kerkelijke gemeente veel porno wordt gekeken. Ik had contact met iemand die ruim een jaar geleden een uitgebreid onderzoek deed in het reformatorisch onderwijs. Van de geïnterviewde jongens in de leeftijd 16-plus gaf 60 procent aan met regelmaat naar porno te kijken. In de nabespreking die volgde, gaven veel jongeren terug dat zij verwachtten dat het werkelijke percentage aanzienlijk hoger lag, maar niet iedereen eerlijk durfde te zijn. Deze jongens zijn de vaders en echtgenoten van de toekomst. En wie denkt dat het probleem vooral onder jongeren speelt, zit er helaas grondig naast.
In het verleden was er in de reformatorische gezindte veel weerstand tegen de televisie. Met de komst van het internet en de smartphone is deze discussie inmiddels achterhaald. De uitzendingen die we destijds buiten de deur wilden houden, zijn vanuit christelijk oogpunt echter kinderspel in vergelijking met pornografie. De harde schijnwereld van porno brengt forse geestelijke en relationele schade toe aan de kijker. Wie zich verdiept in de omstandigheden in de porno-industrie weet dat hier sprake is van massale uitbuiting en misbruik. De grote vraag is: waarom blijft het nu zo stil?
Het is waar: seksualiteit is een ingewikkeld en kwetsbaar thema. Het laat zich alleen bespreken in een sfeer van veiligheid. Een botte, veroordelende houding lost niets op en zorgt ervoor dat mensen zich alleen maar verder terugtrekken. Het is best te begrijpen als een predikant, een docent en een vader dit moeilijk vinden. Toch is deze openheid cruciaal. We hebben niet langer de keuze!
De jonge man over wie ik sprak, is inmiddels vrij van zijn verslaving. De hulpverlening was niet heel ingewikkeld. Het belangrijkste was gebeurd op die bewuste zondag. Nadat de ketting gebroken was, heeft hij bijzonder veel zegen en vreugde ervaren in zijn leven.
De predikant weet niets van dit alles af, maar had hierin een cruciale rol. Dominee, u was heel concreet in het benoemen van de zonde. Uw liefdevolle en betrokken houding waren echter vooral blijven hangen. Hiermee gaf u een prachtig christelijk voorbeeld aan ons allemaal!
De auteur werkt als docent en hulpverlener.