Christenen zijn zich bewust van hun beperkingen en realiseren zich dat deze wereld voorbijgaat. Dat maakt hen in hun zorg voor de schepping bescheiden én hoopvol, reageert T. Bakker.
Op mijn artikel over president Trump en het klimaatalarmisme (RD 20-6) zijn veel reacties gekomen. Daar ben ik blij mee. Het is zonder meer winst als Jan Schippers laat weten dat hij het met mij eens is dat het maakbaarheidsgeloof van de klimaatalarmisten in strijd is met de christelijke levensovertuiging en dat een krampachtig klimaatgeloof de wereld niet gaat redden (RD 22-6).
Ook Jakob en Rinske Meijer geven aan dat zij mijn kritiek op de ideologie van de klimaatalarmisten delen (RD 24-6).
Over onze visie op de wetenschap zijn we het minder eens. Het echtpaar Meijer erkent dat er wetenschappelijk gezien nog vraagtekens bestaan bij de CO2-problematiek, maar Schippers vindt dat ik wel wat meer respect zou kunnen tonen voor de wetenschappers, zeker omdat ze het voor wel 98 procent met elkaar eens zijn. Op degroenerekenkamer.nl lees ik echter andere percentages. Die duiden erop dat de eensgezindheid in wetenschappelijke kringen veel kleiner is.
De uitkomsten van wetenschappelijk onderzoek zijn zeker relevant. Maar we moeten er rekening mee houden dat de klimaatwetenschap behoorlijk gepolitiseerd is. Er zijn veel politieke partijen, economische sectoren en internationale fondsenwervers die belang hebben bij een klimaatalarmistische voorstelling van zaken. Inmiddels hebben die zo veel invloed dat ‘dissidente’ wetenschappers zoals dr. Marcel Crok erover klagen dat zij in vergaande mate genegeerd worden.
Liefdevolle zorg
Belangrijker is dat mijn artikel voor de andere scribenten aanleiding is om zich zorgen te maken. Zij zijn bang dat reformatorische christenen Gods voorzienigheid zullen beschouwen als vrijbrief om onnadenkend door te gaan met een zondige, overdadige manier van leven. Dat is inderdaad een gevaar.
Ik wil benadrukken dat Gods voorzienigheid onze verantwoordelijkheid niet uitschakelt. De Heere gaat met ons om als met verantwoordelijke mensen die een verstand, een wil en een hart hebben gekregen om Hem te dienen, ook in de omgang met Zijn schepping. Wij mogen niet zomaar wat aanrommelen.
De Bijbel leert ons dat onze omgang met Gods schepping gekenmerkt moet worden door rentmeesterschap. Dat betekent dat we zorg moeten hebben: liefdevolle zorg voor onze naaste maar ook voor onze leefomgeving (dieren, planten, dingen). Daarbij horen noties zoals matigheid en soberheid. God verbiedt „alle misbruik en verkwisting Zijner gaven” (HC, antw. 110).
Een christen zal zich daarom wachten voor overdadige consumptie en streven naar beperking van zijn energiegebruik en hergebruik van grondstoffen. In die zin val ik de andere scribenten bij als zij stellen dat ‘klimaatgelovigen’ ons een onbetaalde rekening tonen en dat christenen voorop moeten lopen in de zorg voor de schepping. Hetzelfde geldt voor ontwikkelingssamenwerking.
Beperkingen
Bijbels rentmeesterschap is echter niet hetzelfde als het seculiere duurzaamheidsstreven, maar heeft een ander vertrekpunt. Bijbelse rentmeesters beperken hun consumptie en hun energiegebruik omdat de Heere dat geboden heeft. De seculiere aanhangers van het duurzaamheidsstreven doen misschien hetzelfde, maar dan omdat dat volgens hen nodig is voor de volgende generaties, voor het klimaat of voor ”Moeder Aarde”.
Bijbelse rentmeesters zijn zich bewust van hun beperkingen. Zij hebben er een diep besef van dat zij mens zijn en geen God. Daarbij realiseren zij zich dat deze wereld voorbijgaat (1 Joh. 2:17). Zij verwachten, naar Gods belofte, nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, waarin gerechtigheid woont (2 Petrus 3:13). Dat maakt hen bescheiden, maar ook hoopvol.
„God gaat zijn ongekende gang,
vol donk’re majesteit.
Die in de zee Zijn voetstap plant
en op de wolken rijdt.”
(William Cowper)
De auteur is SGP-raadslid in de gemeente Dantumadiel.