Een verbroken en verslagen hart is het enige offer van een zondaar dat God niet veracht. Buiten dit offer is er dus geen omgang met Hem tot in eeuwigheid. Hoe moet je dit offer brengen?
Sommigen zeggen: „Stel je hart maar open voor God.” In feite zeggen ze dat je je eigen hart moet breken. Maar dit is als een kind dat met een zelfgemaakt hamertje van klei een stoeptegel probeert stuk te slaan. Gedoemd om te mislukken. Die het oprecht proberen roepen wanhopig uit: „Mijn hart is zo hard! Ik kan mijn eigen hart niet breken!” De bevrijding voor zulke zuchtende zielen is dat Psalm 51:19 niet alleen vertaald mag worden met ”de offeranden voor God” maar ook met ”de offeranden van God”. Het verbroken en verbrijzelde hart is een offer voor God, van God. Een geschenk aan Hem, door Hemzelf geschonken.
Nu zegt een ander: „Aangezien God alleen het schenkt, kun je niet meer doen dan erom vragen.” Maar dit is te vergelijken met iemand die zelf een boek van tafel af duwt maar tegelijkertijd bidt: „Laat dit boek toch niet vallen!” Je wel actief verharden, maar ondertussen passief afwachten of God het tegengaat. Ook dit kan en mag niet.
Maar hoe moet het dan wel? Je kunt zelf je hart niet verbreken, maar God moet het doen. Maar je mag ook niet afwachten of God het gaat doen.
Hoe werd Davids hart verbroken? Hoe werden die 3000 mensen op de pinksterdag verbroken? Handelingen 2:37a: „En als zij dit hoorden, werden zij verslagen in het hart.” Wat hoorden ze? De prediking van het kruis van Christus, dat persoonlijk werd toegepast. Het gaat om het kruis. Christus heeft alles geofferd. Zijn hart werd letterlijk verbroken en verbrijzeld door de soldatenspeer. „Om onze ongerechtigheden is Hij verbrijzeld.”
Met dat Hij in Zijn oneindige zondaarsliefde gepreekt wordt, werkt de Geest een besef van verlorenheid en schuld. De trap en mate verschillen per mens. Maar een oprecht verbroken en verslagen hart gaat altijd samen met: „Toen vluchtte ik tot Jezus.” Hét kenmerk van een verbroken en verslagen hart is daarom geloof. Het was dan ook geen afwachten maar verwachten van David in Psalm 51:3a: „Zijt mij genadig, o God, naar Uw goedertierenheid.” Overtuigd van zijn zonden werd hij ook overtuigd van Zijn genade. Tegen alles van zichzelf in verwachtte David Gods barmhartigheid. Dat is geloven. Dat is een verbroken en verslagen hart.
In de kerk denkt men enerzijds een oprecht verbroken en verslagen hart te kunnen hebben zonder geloof in Christus. Anderzijds denkt men oprecht in Christus te kunnen geloven zonder verbroken en verslagen hart. Maar het is beide een leugen. Wat eerst komt, geloof of verbrijzeling van hart? Het doet er niet toe wat eerst komt. Het gaat erom dat u beide zaken bezit! Er is geen geloof zonder berouw en geen berouw zonder geloof. Als u écht wilt weten wat eerst komt, dan is dat genade. Genade komt altijd eerst. Genade bracht de 3000 mensen op de pinksterdag voor het eerst op de knieën. Genade bracht David opnieuw op zijn knieën. Brengt de genade in Jezus Christus de Gekruisigde ons dan dagelijks op de knieën? Wij zijn daarin nooit uitgeofferd. Want het zijn de offeranden Gods in meervoud die Hij niet zal verachten.
„De offeranden Gods zijn een gebroken geest; een gebroken en verslagen hart zult Gij, o God, niet verachten.” - Psalm 51:19