Zodra de Heilige Geest Petrus vervult op de pinksterdag, wijkt alle angst. Hij mag het Woord gaan verkondigen aan de menigte die samengestroomd is bij het horen en zien van de tekenen van de komst van de Heilige Geest. Nieuw licht valt over de Schriften van het Oude Testament.
Petrus begint zijn preek met een gedeelte uit het boek van de profeet Joël. De eindtijd is aangebroken met de uitstorting van de Heilige Geest. Het zal een tijd zijn van bloed en vuur en rookpilaren. Maar ook zal het een tijd zijn van behoud. Een iegelijk die de Naam des Heeren zal aanroepen, zal zalig worden!
Petrus verkondigt deze belofte aan de Joden en Jodengenoten die ter gelegenheid van het pinksterfeest in Jeruzalem zijn gekomen om in de tempel te offeren en te bidden. Ze beseffen niet dat ze de Naam des Heeren nooit écht hebben aangeroepen en dat ze buiten de zaligheid staan. Daarom zal de prediking straks eindigen in een ernstige aanklacht. Ze hebben Jezus gekruist, Die als Messias in de wereld gezonden was. Hieruit blijkt hun vijandschap tegen God en Zijn Zoon.
De Heilige Geest gebruikt deze preek om hen door hun hart te steken. Plotseling zien ze zichzelf als moordenaars, goddelozen en ongelovigen. Berouw vervult hun binnenste en in vertwijfeling roepen ze: „Wat zullen wij doen, mannenbroeders?” Zo werkt de Heilige Geest nog steeds. Ook godsdienstige mensen krijgen hartverscheurend verdriet over hun leven zonder God. Berouw over alle boosheid in hun hart. Vooral ook schaamte over hun vijandschap tegen Gods Zoon. Hem niet nodig gehad, genegeerd en verworpen!
Wat is het teer dat de belofte uit onze tekst al klonk voordat de harten verslagen waren. Het Evangelie komt óók tot mensen die zo vol zijn van hun eigengerechtigheid en blind zijn voor de gerechtigheid van God. Wanneer het hart verslagen is, krijgt deze boodschap zo veel waarde. Daar gaan de hoorders ”aanroepen”. In dit woord klinkt iets door van afstand. Ik ben zo ver bij de zaligheid vandaan. Mijn zonden hebben scheiding gemaakt.
”Aanroepen” is roepen met een richting. Roepen tot Jezus, omdat Hij de uitdrukking is van de Naam des Heeren. Aanroepen, omdat alleen Hij behouden kan. Is dat niet hét kenmerk van het ware geloof, dat Jezus noodzakelijk wordt in ons leven? Eerst kon u leven zonder Hem werkelijk te kennen. Tot Hem genaderd met de lippen, maar uw hart ver bij Hem vandaan gehouden. Zonder Jezus gebeden, preken gehoord en aan het avondmaal deelgenomen. Maar nu is er één woord dat uw leven stempelt: aanroepen!
Petrus mag zijn hoorders verzekeren: Wie de Heere Jezus aanroept, zál zalig worden. Ook degenen die in hun ongeloof God voor een leugenaar gehouden hebben. Ook mensen die de donder van de Wet en de liefelijke nodiging van het Evangelie naast zich neer hebben gelegd en erg tevreden waren met hun uitwendige christendom. Uit hun aanroepen blijkt dat hun leven ondersteboven is gegaan. Jezus is hun enige hoop geworden. Ze kunnen niet verder zonder de verzoening die Hij tot stand bracht door Zijn offer. Petrus verkondigt de belofte van het Evangelie: in Christus is zaligheid voor aanroepers! Die aanroepers zullen door het getuigenis van de Heilige Geest gaan zingen: „Gij hebt mijn ziel, op haar gebed, verhoord, gered.”
„En het zal zijn dat een iegelijk die de Naam des Heeren zal aanroepen, zalig zal worden.” - Handelingen 2:21