Kerkelijke eenheid is alleen mogelijk op de pijlers van het Schriftgezag, de Persoon en het werk van Christus en de enigheid des geloofs.
De roep om te streven naar kerkelijke eenheid is eigenlijk zeer merkwaardig, want de Kerk is al één (NGB art. 27). Bij deze oproep zal de eenheid der instituties bedoeld worden. Het betreft kerkverbanden die vaak de handen al vol hebben aan de interne eenheid. Tegelijk kan het (geforceerd) samen willen voegen van kerkverbanden de kerkelijke eenheid die er is juist schaden en tot breuken leiden.
Wie zou er niet naar uitzien dat de echte kerkelijke eenheid openbaar mag komen? Toch krijg ik de indruk dat de eenheid in de praktijk eerder afneemt dan toeneemt, enige hoopvolle ontwikkelingen daargelaten. Waarin zou die eenheid moeten bestaan? Er zijn drie onopgeefbare pijlers te noemen.
In de eerste plaats het Schriftgezag. In het onvoorwaardelijk buigen voor de Heilige Schrift ligt de eenheid der Kerk. In reformatorische kring lijkt het Schriftgezag echter meer en meer af te brokkelen. Het „alzo zegt de Heere” wordt getoetst door en afhankelijk gemaakt van de menselijke wetenschap. Met een beroep op de vrijheid van exegese wordt het Schriftgezag onderuitgehaald. In het scheppingsverhaal gebeurt dit al lang. De wonderen in het Nieuwe Testament zullen wel volgen. Vrijheid van exegese kan nooit aanpassing van de tekst inhouden. De wetenschappers van Babel (Daniël 5) konden het Godswoord op de wand in eigen taal niet lezen, laat staan uitleggen. Gods knecht moest de zin en mening des Geestes vertolken.
Verder is van groot belang: „Hoe lees je de Bijbel?” Is er het luisteren naar en buigen onder wat de Heere in Zijn Woord tot ons zegt, of wordt mijn gevoelen bij het lezen van de Schrift bepalend voor wat wel kan en wat niet kan? Met nieuwe vormen van hermeneutiek is het mogelijk om het gezag van ieder Bijbelgedeelte onderuit te halen door een vertaalslag te maken naar de eigen tijd. De tijd van Paulus is immers niet de tijd van ons. Op deze manier wordt de afwijzing van het praktiseren van bepaalde zonden en het dienen van een vrouw in het kerkelijk ambt plotseling als achterhaald bestempeld.
Ten slotte neemt de kennis van de Bijbel in reformatorische kring zienderogen af. De Heilige Schrift wordt vaak eenzijdig en onvolkomen geciteerd, waardoor dwalingen weer hoogtij vieren. Hoe men over de Schrift denkt, klinkt door in de prediking. Paulus betuigt Timotheüs: „Predik het Woord.” In de roep om kerkelijke eenheid mogen het ”sola Scriptura” (alleen de Schrift) en het ”tota Scriptura” (heel de Schrift) niet ontbreken.
Een evenzo belangrijke pijler voor kerkelijke eenheid zijn de Persoon en het werk van Christus. In vraag en antwoord 55 van de Heidelbergse Catechismus zien we dat de gemeenschap der heiligen wortelt in Hem. En in vraag en antwoord 30 lezen we dat Jezus een volkomen Zaligmaker is. Degenen die met de mond in Hem roemen, verloochenen hem met de daad als zij de zaligheid bij zichzelf zoeken. De discussie die de kerk vanaf het begin van de Bijbel altijd heeft verscheurd, gaat over de vraag: „Is de zaligheid uit de werken of uit de genade?” Er kan geen eenheid zijn als naast de verdienste van Christus die van de mens wordt gehonoreerd. Als het uit genade is, dan is het niet uit de werken! Hier scheiden terecht de wegen.
De „enigheid des geloofs” is een derde pijler. De Zone Gods vergadert uit het ganse menselijke geslacht Zich een gemeente, tot het eeuwige leven uitverkoren. Door Zijn Geest en Woord, in enigheid des waren geloofs (vraag en antwoord 54). Het gaat er niet alleen om dát ik geloof, maar het gaat juist hier om wát ik geloof. In de discussie rond kerkelijke eenheid kunnen we daarom niet stellen dat de visie op de predestinatie, het genadeverbond, de (kinder)doop, enzovoort een ondergeschikte plaats inneemt.
Er is in de reformatorische kring dus nog heel veel huiswerk te doen. Maar wat de eenheid zelf betreft, was en is de Kerk in Christus gelukkig al één en zo zal het eeuwig blijven.
De auteur is predikant van de gereformeerde gemeente in Nunspeet. Weerwoord gaat in op vragen die in deze tijd op christenen afkomen.