Complex Israëlisch-Palestijns conflict in fictie gevangen
Talloze boeken zijn er al over het Israëlisch-Palestijns conflict volgeschreven. Eline Rosenhart ving de complexe problematiek in een roman. „Mijn brein leent zich beter voor fictie.”
Nee, haar jongste boek, ”Mijn land, mijn bloed”, is niet autobiografisch, haast Eline Rosenhart (1994) zich te zeggen. Ook al woonde ze zelf acht jaar in Israël en is een van de hoofdpersonen een Nederlandse.
„Geen enkel element”, benadrukt ze nogmaals in het kantoor van ZOA in Apeldoorn, haar huidige werkplek. „Ik woonde in Tel Aviv, vlak bij het Azrieli Center. Dat is ook de plek waar Nienke (een van de hoofdpersonen, RD) komt te wonen. Ik ken die buurt goed. Maar Nienke heeft een andere achtergrond dan ik. Zij doet vrijwilligerswerk, terwijl ik studeerde. Ik ken daar wel veel vrijwilligers, dus het was niet moeilijk om hun situatie te beschrijven.”
In het boek komen alle stereotypen voorbij: de linkse Israëlische Yahav, Palestijn Wael, die illegaal in Israël werkt, de idealistische Nederlandse vrijwilligster Nienke. Hoe origineel is dat?
„Ik heb in het boek willen laten zien dat de werkelijkheid in Israël toch anders is dan de beelden die de meesten erbij hebben. We hebben het bijvoorbeeld vaak over de barrière tussen Israël en de Palestijnse gebieden, alsof het om één grote betonnen kolos gaat. Maar Wael kruipt door een gat in een hek om naar zijn werk te gaan.
Dat Nienke door een deel van de familie van haar Israëlische vriend niet wordt geaccepteerd omdat ze niet Joods is, kan als cliché overkomen. Maar die acceptatie is daar wel écht een kwestie. Zolang je verkering hebt of samenwoont, is er doorgaans geen probleem. Maar zodra een huwelijk en kinderen in beeld komen, wordt het anders. Zelfs in seculiere kring heeft men er moeite mee als de kinderen niet Joods zijn.”
Welke persoon in het boek spreekt u het meest aan?
„Dat is dan toch Yahav, de Israëlische studente. Ik denk dat ik haar qua achtergrond het best begrijp. Zij staat model voor veel mensen die ik op de universiteit van Tel Aviv heb ontmoet. Ik vind haar een interessante persoonlijkheid, ook omdat ze een heel sterk karakter heeft.”
Bepalend in het boek is het moment waarop Yahav een envelop met een zoekgeraakte ketting krijgt, met daarin een briefje ”Ik heb de God van vergeving gevonden”. Is dat de sleutel tot uw roman?
„Dat heb ik er heel bewust in gestopt, ja. Je kunt –zeker in de Israëlische en de Palestijnse samenleving– heel erg vastlopen met alle bagage die je meekrijgt van het conflict. Dan heb je meer dan ooit de God van vergeving nodig – net zoals wij allemaal, trouwens.”
Bent u er met dit boek in geslaagd een beeld van de Israëlische maatschappij te schetsen?
„Ik denk dat het een redelijk beeld van de samenleving geeft. Juist doordat ik het vanuit drie verschillende perspectieven heb geprobeerd te beschrijven. Natuurlijk is het nauwelijks mogelijk zo’n complexe samenleving daadwerkelijk in één boek te vangen. Want er zijn nog veel meer gezichtspunten dan deze drie.”
Het verhaal voor dit boek diende zich stukje bij beetje in uw hoofd aan, schrijft u in het voorwoord. Hoe gaat zo’n proces?
„Ik heb er jaren over gedaan om dit verhaal vorm te geven. Ik heb eerst besloten dat ik over dit onderwerp wilde schrijven: het Israëlisch-Palestijns conflict. Daarna ben ik door talloze gesprekken op ideeën gekomen. Ik heb ook heel gericht met mensen gepraat als het over specifieke thema’s ging. Bijvoorbeeld met een stadsplanner, omdat een deel van mijn boek zich in de bouw afspeelt. Hoofdpersoon Yahav studeert aan dezelfde universiteit in Tel Aviv als waar ik heb gestudeerd. Mijn Israëlische vrienden hebben ook meegelezen, om er zeker van te zijn dat bijvoorbeeld scènes over militaire missies kloppen.”
U studeerde geschiedenis van het Midden-Oosten en Afrika. Waarom schreef u geen wetenschappelijk boek over het conflict?
„Mijn brein leent zich beter voor fictie. Ik schrijf ook wel over academische onderwerpen, maar in een roman kan ik mijn fantasie meer kwijt. Ik zou overigens over dit conflict geen academisch werk willen publiceren: die markt is overvol. Niet iedereen gaat een studieboek lezen; met een roman hoop ik een breed publiek te bereiken. Mijn boek laat je op een andere manier naar de problematiek kijken. Je kunt juist in een roman extremere perspectieven neerzetten. Dat maakt dat lezers zich toch met personen kunnen identificeren, ook al zijn ze het volstrekt niet met hen eens.”
Is fictie ook veiliger als je over dit conflict schrijft?
„In zeker zin wel, ja. Hoewel je in fictie ook heel bevooroordeeld kunt zijn.”
Stuurt u de lezer een bepaalde kant op in de meningsvorming over de Israëlisch-Palestijnse kwestie?
„Ik heb geprobeerd dat niet te doen. Waarschijnlijk identificeert een lezer zich het meest met een van de drie hoofdpersonen. Maar misschien ook een beetje met de anderen, al is het alleen maar om ze te begrijpen. Dan ben je al een heel eind verder in het begrijpen van het conflict.”
Wat betekent schrijven voor u?
„Het is voor mij een heel specifieke manier om me te uiten. De dingen die ik in Israël heb meegemaakt, wil ik niet voor mezelf houden. Ik ben acht jaar lang in deze complexe samenleving ondergedompeld, ik ben –oneerbiedig gezegd– doodgegooid met het conflict.”
Voelt dat zo?
„Ik heb voor mijn baan aan Tel Aviv University veertien boeken over het conflict uitgebreid geanalyseerd en een jaarlijks terugkerende twaalfdaagse workshop voor hoogleraren uit de hele wereld over het onderwerp georganiseerd. Dus ik kan wel zeggen dat ik er redelijk aan ben blootgesteld. Bovendien zit je er zelf in. Dat heeft toch effect op je.”
Welk effect?
„Ik heb de messenintifada in Israël meegemaakt, waarbij vrijwel dagelijks aanslagen met steekwapens werden gepleegd. Dat maakt je alerter. Je maakt het verdriet en de angst van dichtbij mee. Ook doe je onwillekeurig zelf aan ”racial profiling” als je op straat loopt. Je beoordeelt mensen op uiterlijk en afkomst, ook al is het niet goed.”
Werd u af en toe ook niet heel erg moe van het conflict?
„Zeker! Maar het is tegelijk ook heel interessant, zeker als dat het onderwerp van je studie is en je er middenin zit.”
Plannen om terug naar Israël te gaan?
„Het voelt voor mij niet eens als teruggaan, omdat ik bijna mijn hele volwassen leven daar heb gewoond. Ik ga alleen terug als ik daar iets zinnigs kan doen. Het is alleen erg lastig om een werkvisum te krijgen, net zoals voor niet-Europeanen in Europa. Voor nu zit ik hier op mijn plek.”
Hoe is het om volwassen te worden in Israël?
„De maatschappij is een stuk hectischer en harder dan hier. Het leven is intenser. Je moet heel nadrukkelijk voor jezelf opkomen. Tegelijkertijd is er veel gastvrijheid, hartelijkheid, vrijheid en spontaniteit. Je kunt overal wildkamperen en een vuur maken, om maar wat te noemen. Ook onderwerpen die hier taboe zijn –bijvoorbeeld op het gebied van religie en politiek– zijn in Israël makkelijker bespreekbaar. Ook al gaat de discussie daar soms hard tegen hard.”
Boekgegevens
Mijn land, mijn bloed, Eline Rosenhart; uitg. KokBoekencentrum; 382 blz.; € 21,99