Prof. Verhagen: E-nummer meest veilige stof in ons voedsel
Veel mensen die op hun gezondheid letten, doen er alles aan om producten met E-nummers te vermijden. Dat is volgens toxicoloog prof. dr. Hans Verhagen echter niet nodig. „E-nummers zijn de meest veilige bestanddelen van ons voedsel.”
Prof. Verhagen (64) heeft zijn sporen verdiend in de toxicologie, de wetenschap die ongewenste effecten van chemische stoffen in het menselijk lichaam bestudeert. Na zijn studie scheikunde in Nijmegen en Parijs promoveerde hij in Maastricht op toxicologie van de voeding. Daarna werkte hij achtereenvolgens bij onderzoeksbureau TNO, Unilever, het RIVM en de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid (EFSA).
Verder was hij jarenlang hoofdredacteur van twee wetenschappelijke tijdschriften: Food and Chemical Toxicology en European Journal of Nutrition & Food Safety. Sinds eind 2020 is hij onafhankelijk consultant. Verhagen heeft een indrukwekkende lijst van 820 publicaties op zijn naam staan.
Waarom bent u zo zeker van de veiligheid van E-nummers?
„Dat komt omdat er zo veel bekend is over de giftigheid van deze stoffen. Die wordt meestal bepaald in proefdieren en in laboratoriumexperimenten. Toxicologen gaan dan op zoek naar het zogenaamde ”no observed adverse effect level”, het niveau van een stof dat bij proefdieren geen enkel nadelig effect meer veroorzaakt.
Op basis van die gegevens bepalen ze vervolgens de hoeveelheid die onschuldig is voor de mens. Om verschillen tussen soorten te verdisconteren, wordt er meestal een veiligheidsfactor van tien gehanteerd. Vervolgens wordt er nog een factor tien aangehouden voor verschillen tussen mensen onderling.
Dat betekent dat de aanvaardbare dagelijkse inname, de ADI, honderd keer zo laag is als de hoeveelheid die bij proefdieren geen nadelig effect veroorzaakt. Om die reden durf ik de stelling aan dat E-nummers de meest veilige bestanddelen van ons voedsel zijn.”
Sommige mensen wijzen op de langetermijneffecten van E-nummers, die niet goed zouden zijn onderzocht. Mee eens?
„Nee. Chronische blootstelling wordt júíst in proefdieren onderzocht. Zij krijgen hun leven lang een bepaalde stof voorgeschoteld. Op basis daarvan wordt de veilige dosis vastgesteld.”
Een ander bezwaar dat wordt genoemd betreft de niet-onderzochte combinatie van chemische stoffen, die een elkaar versterkend schadelijk effect zou hebben.
„Die redenering ken ik, maar dat is absoluut geen terecht bezwaar. Bij elke maaltijd eet je duizenden verschillende stoffen. Daar is het lichaam op ingericht.”
Kunnen we dan met een gerust hart alles kopen wat er in de supermarkt ligt?
„In principe wel. Ons voedsel is nog nooit zo veilig geweest als nu. Illustratief is een publicatie uit 2004. Het RIVM heeft toen uitgerekend wat de gevaren van onze voeding zijn. Daar kwam uit dat het grootste gevaar verkeerd en te veel eten is. De meeste mensen eten te weinig groente en fruit, te weinig vis, en te veel voedsel met verzadigde vetten. Verontreiniging door giftige stoffen of door bacteriën en schimmels draagt voor minder dan 1 procent bij aan de volksongezondheid.”
Een berucht E-nummer is de zoetstof aspartaam. Volgens websites als knapgezond.nl kun je er van alles van krijgen: een depressie, tijdelijk geheugenverlies, auto-immuunziektes en zelfs kanker. Is aspartaam gevaarlijk?
„Nee. Om op de ADI van aspartaam uit te komen, zou je levenslang meer dan 4 liter frisdrank per dag moeten drinken, hebben we berekend. Als je dat doorrekent naar het geen-nadelig-effect-niveau bij dieren, zou je dagelijks ruim 400 liter moeten drinken. Dan zit je nog op het niveau van geen schade.
De EFSA heeft in 2013 de veiligheid van aspartaam opnieuw geëvalueerd. Onderzoekers hebben daarvoor een geweldige hoeveelheid publicaties doorgenomen. Hun conclusie luidt: het stofje is superveilig. Ondanks het feit dat veel mensen dat niet geloven of niet willen geloven.”
Is de EFSA wel te vertrouwen?
„Ja. Ik ben negen jaar extern wetenschappelijk adviseur van de EFSA geweest, daarna vijf jaar staflid, waarvan drie jaar directeur. Misschien ben ik vooringenomen. Maar de wetenschappelijke kwaliteit die deze organisatie aflevert, staat niet ter discussie.
De EFSA kijkt naar al het bewijs dat er is en weegt de kwaliteit van de afzonderlijke studies daarbij mee. Goede studies tellen mee, slechte studies gaan eruit. Als er talloze studies zijn die laten zien dat een stofje veilig is en eentje heeft een afwijkend beeld, dan haalt die niet de rest onderuit. Zo werkt de wetenschap niet.
Ik heb dit soort onderzoek zelf heel vaak gedaan, bijvoorbeeld bij de beoordeling van gezondheidsclaims. Elke studie wordt op een weegschaaltje gelegd.”
Wat gebeurt er als er weinig studies beschikbaar zijn over een bepaalde stof?
„Dan zegt de EFSA dat er onvoldoende bewijs voorhanden is. Een stof krijgt dan geen beoordeling als zijnde veilig en ook geen E-nummer, want die aanduiding staat voor een stof die door de Europese Commissie is goedgekeurd.”
In sommige frisdranken worden steviolglycosiden (E960) gebruikt als suikervervanger. Deze stof is afkomstig van de steviaplant. Zou u liever frisdrank met E960 drinken dan met aspartaam?
„Nee, dat maakt mij niet uit. De ADI, de hoeveelheid die je dagelijks mag innemen, ligt voor steviolglycosiden tien keer zo laag als voor aspartaam: 4 ten opzichte van 40 milligram per kilogram lichaamsgewicht. Van eerstgenoemde mag je dus minder binnenkrijgen.
Natuurlijke stoffen zijn niet per definitie beter dan kunstmatige. De meest giftige stof die we kennen is botulinetoxine, dat door bacteriën wordt geproduceerd. We kennen meer giftige stoffen uit de natuur, bijvoorbeeld in paddenstoelen of bepaalde bessen.”
Hoe verklaart u de angst van veel mensen voor E-nummers?
„Daar kan ik slechts naar gissen. Misschien lezen ze te veel berichten die ze niet moeten lezen. Ik zou verwijzen naar de website van de EFSA of die van het Voedingscentrum. Daar staat het netjes verwoord.
Mensen maken vaak geen onderscheid tussen hazard en risk, gevaar en risico. Dat moet ik uitleggen. Gevaar duidt op de intrinsieke eigenschap van een stof. Je loopt pas risico als je aan een bepaalde dosis van een gevaarlijke stof wordt blootgesteld.
Tijdens colleges voor studenten verwijs ik vaak naar een leeuw: die vormt een gevaar. Zolang die in een kooi zit opgesloten, is er geen risico. Maar stel dat de deur openstaat, dan loop ik wel risico. Het enige verschil is de blootstelling.
Zo is het ook met E-nummers. Bij een hoge concentratie zijn ze mogelijk wel gevaarlijk, maar bij een hele lage blootstelling loop je geen risico. Voedingsrichtlijnen zorgen ervoor dat de blootstelling aan een bepaalde stof op een veilig laag niveau blijft.”
U raadt mensen aan de website van het Voedingscentrum te raadplegen. Is deze voorlichtingsinstantie betrouwbaar?
„Zeker. Daar werken wetenschappers en toxicologen die gegevens beoordelen en zich niet laten leiden door emoties. Zij kijken naar de feiten.”