Hoe schreven Nederlandse reformatorische schrijvers in de vroegmoderne tijd over de islam? Felipe Silva zocht het uit. Vrijdag promoveerde hij aan het Puritan Reformed Theological Seminary in Grand Rapids.
De Braziliaanse Silva, die ook al een master in historische theologie volgde aan het gereformeerde seminarie in Michigan, is getrouwd en heeft vier kinderen. Vrijdag verdedigde hij zijn proefschrift, onder meer in het bijzijn van zijn begeleider dr. Adriaan Neele. Via de mail beantwoordde hij voorafgaand aan zijn verdediging een aantal vragen over zijn onderzoek.
Waarom koos u voor dit onderwerp?
„In dit proefschrift komen twee van mijn liefdes samen, namelijk de geschriften van gereformeerde theologen en mijn liefde voor moslims.”
Waar komt die liefde voor moslims vandaan?
„Ik heb vier jaar humanitair werk gedaan, waarbij ik veel islamitische landen heb bezocht. Ik voelde me altijd welkom en heb heel veel memorabele gesprekken gevoerd. Wat ik vooral interessant vond om te merken, is dat moslims uit bijvoorbeeld de Verenigde Arabische Emiraten, Qatar, Bahrein en Oman vaak en makkelijk vragen stelden over mijn geloof. Ze wilden er echt over praten, zelf hoefde ik het onderwerp bijna nooit ter sprake te brengen.”
Wat is het doel van uw onderzoek?
„Ik wilde ontdekken hoe reformatorische christenen in de zestiende en de zeventiende eeuw schreven over de islam. We weten dat veel middeleeuwse schrijvers de islamitische doctrines niet op een eerlijke manier weergaven. Ze werden gedreven door emoties, wat niet zo gek is gezien de islamitische veroveringen in die tijd. In mijn onderzoek kijk ik of reformatorische schrijvers in dezelfde traditie voortgingen, of een andere lijn van argumentatie volgden. Op dit moment worden alle vroegmoderne schrijvers in de wetenschap vaak over één kam geschoren als het gaat om hun kijk op de islam.”
In uw boek richt u zich vooral op Nederlandse reformatorische schrijvers uit de zestiende en zeventiende eeuw. Waarom?
„Op het eerste gezicht lijkt het misschien een vreemde keuze, omdat de Nederlandse Republiek ver verwijderd was van de Ottomaanse gebieden. Maar juist de Nederlanders hadden door hun wereldwijde handel over zee veel contact met moslims.
Ook bestond er in het toenmalige Nederland een grote interesse in de islam. Theologen wilden de islam weerleggen, handelaren wilden Arabisch leren en de islam kennen om hun commerciële mogelijkheden te vergroten. Reformatorische theologen voorzagen in al deze interesse gevaren. Ze namen de pen op en schreven over islamitische leerstellingen.”
In de eerste twee hoofdstukken vergelijkt u de kijk op de islam in culturele en theologische werken, en protestantse en rooms-katholieke werken. Wat leerde u?
„Ik kwam erachter dat in de zestiende eeuw vooral in culturele werken er veel kritiek wordt gegeven op de islamitische geschiedenis en gebruiken. In theologische werken, bijvoorbeeld bij Calvijn, lag de nadruk veel minder op morele tekortkomingen van de islam, en meer op leerstellingen. In het bijzonder besteden deze theologen veel aandacht aan de afwijzing van de goddelijkheid van Christus. Verder ontdekte ik dat protestantse en rooms-katholieke theologen een vrijwel identieke visie hadden op de islam. Ze gebruikten dezelfde Bijbelse en historische argumenten. Wel waren hun agenda’s compleet verschillend.”
Nederlandse reformatorische theologen gebruikten dus Bijbelse en historische argumenten om de islam te ontkrachten. Kunt u een voorbeeld geven?
„Neem het argument van Petrus van Mastricht (1630-1706). In de Koran wordt gezegd dat christenen de naam Mohammed uit de Bijbel hebben verwijderd. Van Mastricht redeneert dat het niet logisch zou zijn voor christenen om zoiets te doen voordat Mohammed daadwerkelijk leefde, rond het jaar 600. Dus zouden ze Mohammeds naam hebben moeten verwijderen toen de Bijbel al duizenden keren gekopieerd, en verspreid was. Het zou onmogelijk zijn voor de christenen om al die kopieën nog te achterhalen, redeneert Van Mastricht, maar toch is er geen enkele kopie van de Bijbel bekend met de naam Mohammed.”
In welk opzicht is uw onderzoek vernieuwend?
„In mijn boek geef ik tal van voorbeelden die laten zien dat vroegmoderne reformatorische schrijvers hun argumenten tegen de islam verfijnden, en ook echt hun best deden om deze religie beter te begrijpen. Dit kon ook, doordat er meer Arabisch materiaal beschikbaar kwam in de Republiek. Hiermee ontkracht ik de claim dat alle vroegmoderne schrijvers de islam afkraken en stereotypen in stand houden.
Daarbij wijs ik op het belang om niet met een moderne bril naar geschriften van honderden jaren geleden te kijken. Ze werden geschreven in een tijd waarin het Europese, christelijke continent werd veroverd door een islamitische heerser.”
Welke lessen kunnen christenen vandaag de dag leren van de vroegchristelijke schrijvers?
„Het is niet erg om een andere religie met woorden te bestrijden, zo’n debat is juist verhelderend. Daarbij is het verrijkend om de argumenten te lezen die schrijvers jaren geleden aandroegen. De venijnigheid die soms duidelijk merkbaar is, kunnen we beter niet overnemen.
Voor de Nederlandse reformatorische schrijvers was de christologie de grootste zorg als het ging om de islam, dus Christus als de enige ware Profeet. Dat moeten we vandaag de dag niet over het hoofd zien in de omgang met de islam.”