Schoonheid: Vederlicht leven
De rode kardinaal kijkt een beetje kwaad, maar dat kan hij niet helpen, dat komt door zijn zwarte gezicht. Een ander klein vogeltje oogt ook al een beetje boos; het fladdert wat en pruttelt. Tegen de tralies vleit een diamantduifje zich neer in een rieten nest; het blijft daarna stug zitten waar het zit en kijkt met feloranje oogjes rond.
Het is een gefluit en gefladder van jewelste, op een zonnige zaterdagmiddag in april in de achtertuin van Johan (59) en Nel (61) van Gils. Ze vinden dat er weleens meer over de schepping mag worden geschreven in het RD, en zeker over tropische vogels. „Kom eens een keer kijken in onze minidierentuin”, zeiden ze, en dus namen we met z’n drieën een kijkje: fotograaf, vogelliefhebber en stukjesschrijver. Op afspraak kunnen mensen zijn vogels komen bewonderen, vertelt Johan van Gils. Hij heeft zo’n 160 vogels, van meer dan 50 verschillende soorten, en zegt: „Elk vogeltje is me dierbaar.”
Zijn dierentuin zit verstopt achter een rijtjeshuis in Nieuwendijk, Noord-Brabant. „Wat is er mooier dan de natuur?” zegt Van Gils, voordat hij naar de overkapping loopt met daaronder een bouwwerk van kooien, kooitjes, volières en houten deuren. „Tegen mensen die eenzaam zijn, zou ik zeggen: neem gezellig een vogeltje.” Hij is kweker van allerlei planten geweest –in rap tempo somt hij een rij moeilijke namen op– maar werkt al twintig jaar niet meer, en vijf jaar geleden is hij met vogels begonnen. Voor de hobby, niet om te kweken. Het begon met een kooitje in huis, „een zebravinkje, een kanarietje”, en daarna kwam er een kamervolière. Intussen is het zo dat hij elke avond op Marktplaats speurt naar mooie vogeltjes en met liefhebbers in het hele land ervaringen uitwisselt. Voor de lori van de Blauwe Bergen, „de kleurrijkste vogel van de wereld”, reed hij naar een kweker in Giethoorn. Het dier heeft papieren, „net zoals een raskat.”
De lori van de Blauwe Bergen zit alleen in een kooi. Wel gezellig naast de volière, maar toch alleen. Dat komt omdat hij een doerak is. Te dominant tussen andere vogels. Van Gils maakt een zoet papje voor hem, het ruikt naar vanillevla, dat komt door de nectar. Op de bodem van de kooi ligt een handdoek: onderdeel van de vogelwas, waarvan Nel van Gils er die ochtend weer een wegwaste. Om alles schoon te houden, zijn er dagelijks heel wat doeken en doekjes nodig. Een dagje weg kunnen ze niet zomaar, zegt ze, want de dieren moeten voortdurend verzorgd worden. Midden tussen de kooien onder de overkapping is een zitje gemaakt; daar drinkt ze thee en kijkt ze naar de kwetterende, tjilpende, fluitende, kroelende vogels.
Er vliegen heel wat kleuren en maten door elkaar heen in de volière. Soortgenoten weten elkaar feilloos te vinden. Roodkopamadines maken drie op een rij op het touw. De vogelkenners hebben het over diamantvinkje, dwergpapegaai, catharinaparkiet, pennantrosella, rosella, rijstvogel, turquoisine cinnamon, granaatastrilde.
Van Gils is druk. Hij snijdt andijvie, legt die op een schaal, er landen vogeltjes met felrode kopjes op die verder net zo groen zijn als de andijvie. Hij strooit vogelzaad. Hij laat de fotograaf in de volière, en dat is nog best ingewikkeld, want je kunt niet zomaar de volière in lopen. Je komt door een deur in een kleine vierkante ruimte, dan moet deur één dicht en gaat deur twee open. Of deur drie. In elk geval wil je niet dat vogels ontsnappen, en dat doen ze toch een enkele keer, je snapt niet altijd hoe.
Soms komen ze terug, zoals dat Japanse meeuwtje ooit. „Ik met een netje erheen, probeer hem te pakken – mis. Ik had mijn bril niet op. Ik probeer het de tweede keer – mis. Mijn bril was beslagen. De derde keer had ik hem.” Een andere keer vloog er een prachtige bergparkiet weg, recht omhoog naar de blauwe hemel, en Van Gils staarde hem na. Het raakte hem erg, en hij moest denken aan een psalmregel.
„Ik kan de vogels niet in leven houden”, zegt hij. „Maar ik doe er wel alles aan om ze goed te verzorgen.” Gisteren nog lag er zomaar eentje dood, hij weet niet waarom, dat frustreert hem dan. De overgebleven vogel van dat paartje lijkt nog te treuren. Hij zit wat in elkaar gedoken, knijpt de ogen halfdicht.
Is het niet een beetje te vol, te druk? En dan al die tralies… Hij stelt een tegenvraag. „Zien ze er goed uit?” „Ze zien er goed uit”, zegt de vogelfan. „Lekker dik, goed in de veren, dikke staart.”
Net voor we weggaan, laat Van Gils binnen opeens iets anders zien: een dor, bruin bolletje, als een opgerold bosje dennentakjes. „Ik leg dit nu in een schaal water… en over 5 minuten bloeit dit helemaal open, wordt het groen. Het lijkt dood, maar het leeft.” De roos van Jericho, oftewel de roos van Saron, zegt hij. De schepping is voor hem een bron van beelden van Bijbelse waarheden. Op de piano staat een liturgie voor Pasen.
Marita van den Heuvel (18) maakt in haar vrije tijd foto’s. Ze probeert camera’s uit, ruilt oudere in voor nieuwere via Marktplaats en volgt onlinecursussen. Op een zaterdag in april stuitte ze op een kleurig vogelfeest, zomaar in een achtertuin.