Wob-verzoek rond universitaire banden met Israël ongegrond
De Nederlandse universiteiten hebben goede juridische redenen om het Wob-verzoek van The Rights Forum af te wijzen. TRF wil informatie over contacten van de universiteiten met hun Israëlische tegenhangers.
The Rights Forum (TRF) heeft zich tot Nederlandse universiteiten gericht met een Wob-verzoek. Dat is een verzoek tot openbaarmaking van bepaalde overheidsinformatie, op basis van de Wet openbaarheid van bestuur. De door oud-premier Van Agt opgerichte pro-Palestijnse ngo wil namelijk geïnformeerd worden over de contacten die universiteiten en hun medewerkers onderhouden met hun Israëlische tegenhangers. Daarnaast wordt gevraagd naar samenwerking en correspondentie met vooral Joodse organisaties die de staat Israël steunen of antisemitisme bestrijden.
Antisemitisme
Het is van belang om te onderzoeken hoe de opstelling van TRF zich verhoudt tot de definitie van antisemitisme van de International Holocaust Remembrance Alliance (IHRA) en tot het verbod van discriminatie op grond van ras, afkomst of nationale of etnische afstamming en godsdienst.
De IHRA heeft in 2016 antisemitisme als volgt gedefinieerd: „Antisemitisme is een bepaalde perceptie van Joden die tot uiting kan komen als een gevoel van haat jegens Joden. Retorische en fysieke uitingen van antisemitisme zijn gericht tegen Joodse of niet-Joodse personen en/of hun eigendom en tegen instellingen en religieuze voorzieningen van de Joodse gemeenschap.” De IHRA heeft bij deze definitie praktijkvoorbeelden gevoegd die de betekenis daarvan illustreren. Een vijftal voorbeelden van de IHRA is relevant voor het Wob-verzoek van The Rights Forum.
Met twee maten
1. „Joden als volk ervan beschuldigen verantwoordelijk te zijn voor reële of ingebeelde vergrijpen die zijn gepleegd door één enkel Joods individu of één enkele Joodse groep, of zelfs voor daden die zijn gepleegd door niet-Joden.”
2. „De Joden collectief verantwoordelijk stellen voor de daden van de staat Israël.” TRF heeft mede tot doel om de Nederlandse overheid en maatschappij te bewegen tot actie tegen Israël op politiek, economisch en wetenschappelijk gebied. In dat kader past het Wob-verzoek dat zich richt tot Nederlandse universiteiten. Het lijkt er sterk op dat TRF een collectieve verantwoordelijkheid van met name het Joodse volk suggereert.
3. „Met twee maten meten, in die zin dat van de staat Israël een bepaald gedrag wordt geëist dat niet van andere democratische naties wordt verwacht of verlangd.”
Het verzoek maakt duidelijk dat TRF van Israël een bepaald gedrag eist dat niet van de Palestijnse Autoriteit wordt verwacht. Het is frappant dat men niet is geïnteresseerd in bijvoorbeeld informatie over contacten met Palestijnse universiteiten.
4. „Joodse burgers ervan beschuldigen zich loyaler op te stellen ten aanzien van Israël of de vermeende prioriteiten van de Joden wereldwijd dan ten aanzien van de belangen van hun eigen natie.” Het voldoen aan het Wob-verzoek dwingt universiteiten om hun medewerkers te bevragen op hun contacten met bedoelde universiteiten en organisaties. Dat kan deze medewerkers in een zeer ongemakkelijke positie brengen.
5. „Het Joodse volk het recht op zelfbeschikking ontzeggen, bijvoorbeeld door te beweren dat het bestaan van de staat Israël is ingegeven door racistische overwegingen.” TRF heeft het over „organisaties die steun voor de staat Israël propageren.” De sterke suggestie is dat een dergelijke steun verdacht is. Het gaat niet meer om kritiek op bepaalde aspecten van het beleid van Israël, maar om steun aan de staat als zodanig.
Misbruik
De vaststelling dat er van antisemitisme sprake is, heeft tot gevolg dat het verzoek van TRF op gespannen voet staat met het verbod van discriminatie. Dit verbod ligt vast in verschillende internationale verdragen. Het gaat hier om hoger recht in de zin van artikel 94 van de Grondwet. Dat betekent dat de toepassing van de Wob achterwege moet blijven.
Hieraan kan nog een ander mogelijk argument tegen het Wob-verzoek worden toegevoegd. Mogelijk is er sprake van misbruik van het recht van de verzoeker onder de Wob. Artikel 3:13 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt dat iemand een bevoegdheid niet kan inroepen als hij misbruik maakt van die bevoegdheid. Lid 2 voegt daaraan toe dat een bevoegdheid kan worden misbruikt als die wordt gebruikt met geen ander doel dan de ander te schaden. Deze regels zijn ook van toepassing in het bestuursrecht.
Wat is het doel van het Wob-verzoek van TRF? De wet en uitspraken van rechters maken zichtbaar dat het bij Wob-verzoeken moet gaan om informatie waarbij een ieder belang heeft bij de openbaarmaking van deze informatie. TRF geeft zelf aan dat het verzoek te maken heeft met „(…) mogelijke directe of indirecte betrokkenheid van Nederlandse en andere academische instellingen bij onder meer Israëls illegale kolonisering van bezet Palestijns gebied en de Israëlische wapenindustrie. (…).”
Paradoxaal
De vraag is of de motieven van TRF hier echt zo zuiver zijn. Allereerst omdat TRF dit verzoek mede namens enkele academici en studenten heeft ingediend. Dit klinkt sympathiek, maar het niet openbaar maken van de werkelijke indieners van een Wob-verzoek is op zijn minst paradoxaal te noemen.
Daarnaast is TRF onderdeel van de BDS-beweging. Deze internationale beweging roept in een wereldwijde campagne op tot verzet tegen Israël, met als doel dat land te bewegen om zijn verplichtingen met betrekking tot de mensenrechten van de Palestijnen na te komen. Het lijkt erop dat het Wob-middel vooral wordt gebruikt als ”lawfare” (misbruik van juridische systemen en instellingen om een doel te bereiken), namelijk om Israël in een kwaad daglicht te stellen. Daar is de Wet openbaarheid van bestuur niet voor bedoeld.
Duitse bezetting
In de derde plaats is het Wob-verzoek niet alleen gericht op contacten van de Nederlandse universiteiten met de Israëlische overheid en bedrijven. Er worden veel meer gegevens opgevraagd.
Ten slotte is het van belang te wijzen op de volkomen begrijpelijke reactie van Joodse en pro-Israëlische organisaties op het Wob-verzoek. Het verzoek roept herinneringen op aan acties tegen Joodse universiteitsmedewerkers tijdens de Duitse bezetting. Het getuigt daarom van bijzonder weinig menselijk en historisch besef wanneer je dit Wob-verzoek indient.
Kortom: de universiteiten hebben goede juridische argumenten om het Wob-verzoek van TRF naast zich neer te leggen.
Dr. Matthijs de Blois is Senior Fellow bij de denktank thinc, mr. Freek Vergeer is voorzitter van de Nederlandse Juristen voor Israël (i.o.).