Aantal euthanasiemeldingen stijgt met ruim 10 procent
Artsen hebben in 2021 7.666 keer melding gemaakt van actieve levensbeëindiging op verzoek bij een patiënt. Dat betekent een stijging van 10,5 procent ten opzichte van het aantal euthanasiemeldingen in 2020.
Als gevolg van deze toename stijgt ook de euthanasieratio (het aantal euthanasiemeldingen ten opzichte van de totale sterfte) van 4,1 naar 4,5, zo schrijven de Regionale Toetsingscommissies Euthanasie (RTE) in hun jaarverslag over 2021 dat minister Kuipers donderdag naar de Tweede Kamer stuurde.
In zijn voorwoord tekent RTE-voorzitter Recourt aan dat de relatieve sterfte als gevolg van euthanasie vermoedelijk nog hoger ligt dan de ratio laat zien. Het sterftecijfer in 2021 was namelijk bovengemiddeld hoog vanwege de oversterfte door corona. Corona vormt echter geen zelfstandige medische grond voor euthanasie, wat een nog snellere stijging van de euthanasieratio bij niet-coronapatiënten impliceert.
Het jaarverslag toont een bovengemiddelde stijging van de euthanasiemeldingen die betrekking hebben op patiënten met dementie (met 20 procent gestegen naar 215) of patiënten met een psychiatrische aandoening (met 30 procent gestegen naar 115). Van de 125 meldingen over dementie hadden er 6 betrekking op patiënten met dementie in een gevorderd stadium, die in een eerdere levensfase een schriftelijke wilsverklaring hadden opgesteld.
Over deze categorie patiënten besliste de Hoge Raad in april 2020 dat artsen het door hen opgestelde schriftelijke euthanasieverzoek mogen uitvoeren zonder vooraf te hoeven verifiëren of er nog wel sprake is van een actuele doodswens. Doorslaggevend is dat de situatie die een patiënt in zijn verklaring heeft omschreven als ondraaglijk is ingetreden. Bij het interpreteren van die verklaring mogen omstanders, zoals bijvoorbeeld familieleden, de arts behulpzaam zijn.
De toetsingscommissies hebben hun beoordelingscriteria inmiddels aangepast aan dit arrest. Alle zes de meldingen uit 2021 (vier meer dus dan in 2020) zijn beoordeeld als zorgvuldig.
Dat geldt niet voor al de 115 meldingen over euthanasie bij patiënten uit de psychiatrie. Daarvan kwalificeerden de toetsingscommissies er drie als onzorgvuldig.
Een melding gaat over een patiënt met borderline persoonlijkheidsstoornis. Die arts die haar euthanasieverzoek inwilligde, liet wel een wilsbekwaamheidsbeoordeling doen door een onafhankelijke psychiater, maar verzuimde om deze onafhankelijke deskundige ook om een second-opinion te vragen aangaande de uitzichtloosheid van het lijden en het al dan niet voorhanden zijn van een redelijke andere oplossing. Volgens de arts had de consulent die zij raadpleegde haar niet gewezen op de noodzaak daarvan, maar de toetsingscommissie vindt haar handelwijze desondanks onzorgvuldig.
Ook een tweede arts schoot te kort in het raadplegen van een onafhankelijke deskundige. Zij verzuimde een second-opinion te vragen over de wilsbekwaamheid van een patiënte die leed aan een posttraumatische stressstoornis.
Een derde arts, die een euthanasieverzoek inwilligde van een man met somatisch onverklaarbare klachten, liet in het geheel geen onafhankelijke beoordeling door een externe psychiater doen. Na een beraad met een consulent, die een dergelijke beoordeling een gepasseerd station noemde, beperkte zij zich tot een onderhoud met de behandeld psychiater. Te summier en daarmee eveneens onzorgvuldig, luidt het oordeel. De drie dossiers worden doorgestuurd naar het openbaar ministerie.
Het jaarverslag meldt dat één euthanasie betrekking had op een minderjarige. Het betreft een jongen uit de leeftijdscategorie 16-18 jaar die leed aan een onbehandelbare, agressieve hersentumor.
De NPV noemt de forse stijging van het aantal mensen dat kiest voor euthanasie verontrustend. „Waar euthanasie juridisch gelegitimeerd is als laatste redmiddel bij ondraaglijk lijden, zien we een verschuiving naar euthanasie als een oplossing voor een als ondraaglijk ervaren leven”, stelt directeur Diederik van Dijk.