Een hoge werkdruk: praktisch elke zorgmedewerker krijgt ermee te maken. Zolang het plezier in het werk overheerst, hoeft de druk geen probleem te vormen. Makkelijke oplossingen zijn er ook niet, hoeveel meer inzet van mantelzorgers kan helpen.
„Om de zorg in het verpleeghuis te ontlasten, kunnen mantelzorgers meer ingezet worden. Bijvoorbeeld bij het douchen of wassen van een vader of moeder. Het zorpersoneel heeft dan meer tijd voor de medische taken, zoals het bestellen van medicijnen. Zorg die te ingewikkeld is, zoals het uit bed halen van een bewoner met een tillift, blijft de verzorging doen. Mantelzorg gaat alleen om de lichtere zorg en alleen voor het eigen familielid.
Wat in verpleeghuizen ook zou kunnen helpen om de werkdruk te verminderen, is werken met een basisrooster. Dat doen wij al. Daarin hebben medewerkers standaard een aantal diensten die maandelijks terugkomen. Op die manier is het makkelijker om met collega’s te schuiven als ze ziek worden, en zijn er minder onregelmatige diensten.”
David Snoek
„Er moet meer flexibiliteit komen in werktijden en zorgmedewerkers moeten de mogelijkheid krijgen meer thuis te werken. In de coronapandemie hebben we gezien dat er meer werk thuis kan plaatsvinden dan gedacht. Bijvoorbeeld het uitwerken van de administratie, op een flexibel moment. Contact met cliënten kan –dankzij moderne techniek– ook plaatsvinden als ze niet fysiek naar een locatie komen.
Ook moeten we af van de enorme administratiedruk. Sommige zorgmedewerkers zijn daar 80 procent van hun tijd aan kwijt.”
Paul Boselie
„Werkdruk staat haaks op werkgeluk. Hoe minder werkgeluk je ervaart, hoe meer werkdruk je voelt. Werkgeluk zit hem in kleine dingen. Het heeft alles te maken met eigenaarschap van je vak. Als ik mijn vak mag uitoefenen zoals ik dat geleerd heb, neemt mijn werkgeluk toe. Door allerlei randzaken neemt de werkdruk nu toe, bijvoorbeeld doordat er te weinig personeel is.
Meer mensen aannemen zou daarvoor een oplossing kunnen zijn, maar dan moet het beeld dat van de zorg wordt geschetst in de opleiding worden bijgesteld. In de studie gaat het veel over het technische aspect: wondzorg, medicatie, injecties. Niet over de rauwheid die bij het vak hoort: mensen die kwijlen, incontinent zijn. Als jonge mensen tijdens hun stage in aanraking komen met de werkelijkheid, dan valt dit tegen en haken ze voortijdig af.”
Marita de Kleijne