Louterend lopen
De afgelopen weken wandelde ik in gedachten langs de zuidwestkust van Engeland, via ”Het zoutpad”. Het was er bloedheet en ’s nachts soms ijzig koud, steil, mistig, prachtig, en ergens voor Clovelly steeg een rozenrode, gestippelde wolk lieveheersbeestjes op. Onthouden voor als je ooit een langeafstandswandeling maakt: kies een goede slaapzak, ook al zou een goedkopere lichter zijn.
In ”Het zoutpad” (2019) eten Raynor Winn en haar man Moth regelmatig „virtueel” – een beetje zoals ik virtueel wandelde, zeg maar. Ze staan voor de ramen van een eetgelegenheid en doen alsof ze eten, omdat ze geen geld hebben voor een stevig ontbijt. Ze bestellen in een pub een pot thee met twee kopjes en doen daar dan heel lang over zodat ze warm binnen kunnen zitten. Hun kletsnatte kleren beginnen te dampen waardoor er in hun hoekje zo’n mist komt te hangen dat ze samen onzichtbaar worden. Ze volgen het South West Coast Path, een langeafstandswandeling van 1014 kilometer in het zuidwesten van Engeland, en bijna hun hele bezit zit in hun rugzak.
Onzichtbaar zijn: dat wil Winn wel. Zij en haar man praten wel met allerlei andere mensen onderweg, in stadjes, dorpen en op het pad, maar ze voelen zich beter thuis in de natuur. Als ze een keer in de stad moeten overnachten, omdat een verwachte veerboot niet meer vaart, raakt Raynor haast in paniek. Staat hun tent in een donker bos, of op de rand van een klif, of clandestien op een camping, dan is ze niet bang. Maar in de stad vertrouwt ze het niet: er kan van alles gebeuren.
Haar vertrouwen in de mensheid is ernstig beschaamd, dat loopt als een subtiele rode draad door dit boek heen, en loopt door tot in deel 2, ”De wilde stilte” (2020). Zij en Moth investeerden geld in het bedrijf van een vriend, en toen dat bedrijf failliet ging bleken Raynor en Moth aansprakelijk voor een aantal schulden. Althans, dat bepaalde de rechter, na „een drie jaar durend gevecht”, en het bewijs dat aantoonde dat ze niet aansprakelijk waren kon door een fout in de procedure niet meer worden meegenomen. Raynor en Moth raakten hun huis in Wales kwijt, het huis dat ooit „een vervallen hoop stenen op een afgelegen plek” was, waarin ze elk vrij uur hadden gestopt om het op te knappen, waar hun kinderen hadden gespeeld, en dat tegelijk een bron van inkomsten was omdat ze een gastenverblijf hadden.
Even denkt Raynor dat dit het ergste is wat er kan gebeuren –het huis, de dieren, spullen kwijtraken– maar het wordt nog erger: haar man Moth blijkt ernstig ziek. Ze zit onder de trap, luistert naar de deurwaarders die op de deur bonken, en zegt tegen Moth, die naast haar verstopt zit: „We kunnen gewoon gaan wandelen.”
Cadeau
Dat doen ze, en zo begint haar verslag van een wandeling die beroemd zou worden. Omdat het verhaal werd uitgegeven als een boek en veel mensen raakte. Het boek dat ik in de afgelopen tijd las, is de 28e druk, en in 2021 stond het nog in de CPNB-top 100 van bestverkochte boeken, terwijl het al in 2019 is verschenen. Van ”Het zoutpad” werden er in Nederland vorig jaar tussen de 70.000 en 100.000 exemplaren verkocht; van ”De wilde stilte” tussen de 30.000 en 40.000. Een derde boek van Raynor Winn is onderweg; een verfilming van haar eerste boek is in de maak.
Schreef ze ”Het zoutpad” nu tijdens die barre wandeling? vroeg ik me al lezend af. In een schriftje? Haar aantekeningen zouden toch herhaaldelijk moeten zijn weggewaaid of weggespoeld. In ”De wilde stilte” staat het antwoord: ze schreef het achteraf, en het was voor Moth, zodat hij hun wandeling niet zou vergeten. Het was een verjaardagscadeau, een dik pak papier, en de eerste zin was: „Ik zat onder de trap toen ik besloot te gaan wandelen.” Want Moth vergat dingen; zijn ziekte ging door.
Het bijzondere was dat hij de inspannende wandeltocht überhaupt kon volbrengen. Soms ging het ook haast niet; er kwam een dieptepunt toen bepaalde medicijnen niet in de rugzak zaten. Maar uiteindelijk leek het wandelen hem goed te doen – iets waar Raynor Winn later nog diep indook: Hoe kan dat? Door extra zuurstof in het bloed vanwege de beweging? Door stofjes die planten uitscheiden?
Raynor Winn schrijft met zo veel vaart en humor, en beschrijft zo treffend en precies en mooi wat ze ziet onderweg, dat je als lezer helemaal meeleeft, meereist. Ze hecht allerlei draadjes af: wat ze in het ene hoofdstuk noemt, komt later terug, zoals die schildpad die je bijna vergeten was. Tussendoor geeft ze informatie van een afstandje, zoals over de aantallen daklozen die er volgens de statistieken zouden zijn in Engeland en hoeveel zij er in werkelijkheid al tegenkomen. Juist de nuchterheid maakt indruk.
De schrijnende waarheid is dat je zelf zomaar dakloos kunt worden, blijkt uit dit boek. Je hebt een huis en familie en denkt dat alles goed zit, maar vertrouw daar maar niet al te zeer op, want onvoorziene omstandigheden kunnen je veilige leven totaal op z’n kop zetten. En als het gebeurt, hoor je opeens bij de „schurken, landlopers of zwervers.” Zodra Raynor en Moth tijdens een gesprekje onderweg dat ze dakloos zijn, verandert er iets in de lucht, mensen zetten hun kop thee neer, halen hun hondje naar zich toe, en vertrekken.
Loslaten
Ze lopen en lopen en lopen. ”Het zoutpad” gaat over verlies en loslaten, doorgaan en volhouden, zelfs al weet je niet hoe, over een pijn die te groot is en die je niet in één keer volledig wilt voelen, over rouw die er is en er nog aankomt, en daarbij helpt het om te gaan wandelen. Stap voor stap. De klif op. Stoppen met denken; vooral zweten en spierpijn krijgen.
In 2019 maakte Willy Wouters een recensie over ”Het zoutpad” voor het RD. Ze noemde de schrijfstijl „innemend”, en schreef: „Eigenlijk lees je in looppas en raak je er helemaal in en wil je weten hoe het afloopt. Jammer genoeg worden er wel een paar krachttermen gebruikt, die het boek ontsieren. Delete die letterlijk of figuurlijk en lees en onderga dezelfde zoutspetters als de wandelaars.” De krachttermen staan helaas ook nog in de 28e druk, en in ”De wilde stilte” komen ze ook voor. De tip van Willy Wouters lijkt me een mooie: streep ze door. De schrijfster zou dat snappen; Moth schreef ook in boeken, hij maakte onderweg voortdurend aantekeningen in de reisgids van Paddy Dillon.
In haar tweede boek schrijft Raynor Winn expliciet dat ze niet in God gelooft, of in het hiernamaals. Ze zegt dit als een kennis het heeft over een „dunne plek”, die voor Winn die ene plek op de rand van het klif zou kunnen zijn, waar ze vaak zit. Een dunne plek is „een plek waar de grens tussen het nu en wat daarna komt dunner is, waar je dichter bij God bent.” Hierna denkt Winn terug aan een bezoek aan een abdij op het Schotse eiland Iona, „centrum van het christendom”, „een geliefde plek voor gebeden en bezinning.” „We hadden er niet heen moeten gaan. Het was geen plek voor ons.” Het christelijk geloof ziet ze als „het geloof van iemand anders”, niet het hare.
In de twee boeken die ik nu van haar las, en in sommige interviews met de schrijfster, heb ik nog niet kunnen vinden waarom ze hier zo duidelijk over is, of er een reden is voor haar uitgesprokenheid. Voor Raynor Winn is de natuur, het land zelf, de aarde, existentieel belangrijk. Een christen zal bij wat ze schrijft –de schoonheid van de natuur, de pijn van wat wordt verwoest, gebrokenheid en hoop, licht en een nieuwe dag– toch echt gaan denken aan God, omdat Die daar alles mee te maken heeft. Het zoutpad, Raynor Winn; uitg. Balans; 318 blz.; € 12,50. De wilde stilte, Raynor Winn; uitg. Balans, 318 blz.; € 22,99.