Wandelen als overlevingstocht
Wie verlangt er niet eens naar om alle spullen in te pakken en vervolgens eindeloos te lopen, de vrijheid tegemoet? Midden in de natuur, tentje mee, eten bij een vuurtje, niets aan je hoofd dan: wat eet ik vandaag en hoe ver loop ik?
De aanleiding om te gaan wandelen is voor de vijftigers Raynor Winn en haar man Moth minder ideaal; de met eigen handen opgebouwde boerderij in Wales, de tuin, de goedlopende B&B en hun inkomen moeten ze opgeven omdat ze een zakenvriend geld geleend hebben zonder zichzelf in te dekken. Berooid horen ze tot overmaat van ramp dat Moth lijdt aan een progressief degeneratieve ziekte. Ze kopen een rugzak, vullen die met basisbehoeften en beginnen aan het South West Coast Path, het zoutpad, een ruw Engels kustpad van zo’n slordige 1000 kilometer. Een kleine plastic tent is het weinig stormbestendige onderkomen voor de komende maanden. De wekelijkse uitkering van de overheid is 48 pond. Voilà, alle ingrediënten voor een overlevingstocht.
Reizen is mooi, maar wel een tikkeltje anders als je niets hebt om naar terug te keren. Pijn, stijfheid, kou en moedeloosheid teisteren Raynor en Moth. Heel hun lichaam protesteert. Ook met hun nieuwe ‘imago’ moeten ze leren omgaan: als ze tegen mensen die ze ontmoeten zeggen dat ze hun huis verkocht hebben, het geld op de bank staat en zij wandelen, worden ze bewonderd en zijn ze inspirerend. Als ze zeggen dat ze hun huis zijn kwijtgeraakt en platzak zijn, worden ze gemeden en benaderd als paria’s.
Ongehoorde uitspatting
Raynor had verwacht veel met Moth te praten over het geleden verlies en de toekomst, maar ze merkt op dat alles beperkt blijft tot het denken over eten en over de warmte en de regen. Na een aantal dagen zijn de pillen van Moth op en krijgt hij afkickverschijnselen. Als hij eenmaal besluit zonder medicatie door te gaan, knapt hij op en voelt hij zich alsof hij uit een mist stapt. Hun uiterlijk past zich aan aan de omgeving; al snel is hun huid gelooid en bladderig en lijkt hun haar op een stuk gras op hoogvlakten. Douchen wordt een ongekende luxe bij een ongehoorde uitspatting die camping heet. Als het wekelijkse geld gestort is, stoppen ze de rugzak vol, maar naarmate de week vordert, hebben ze een eenzijdig hongerdieet van noedels en karamelrepen. Heerlijk eten bestaat alleen nog in hun dromen.
Ze krijgen het verblijf in de natuur steeds meer in de vingers. Soms ervaren ze de eenheid met de natuur als puur geluk. Tijdens een zwempartij noteert Raynor: „Er was alleen nog het water, de man en de murmelende vormen die de zee met ons deelden.” En later: „Het zal nooit voorbij zijn, wij zullen nooit voorbij zijn.” Klinkt bijna profetisch. Hoewel ze geteisterd worden door de elementen, hongerig, moe en koud zijn, voelen ze zich vrij. Een deel van het geheel. Winn zegt het zo: „Ik kon de lucht, de aarde, het water voelen en blij zijn, zonder dat zich een afgrond van pijn opende bij de gedachte aan het verlies van onze plek daarbinnen.” Ze ervaren dat ze niet verloren gaan, maar juist sterker worden met elke landtong. Het eind van de wandeltocht past daar ook bij.
Zoutspetters
”Het zoutpad” is een prachtig boek geworden. De schrijfstijl is innemend met een mooie woordkeus, zinsbouw en zinnen die je nog een keer wilt lezen om de wijsheid erin te onthouden. En eigenlijk lees je ‘in looppas’ en raak je er helemaal in en wil je weten hoe het afloopt. Jammer genoeg worden wel een paar krachttermen gebruikt, die het boek ontsieren. Delete die letterlijk of figuurlijk en lees en onderga dezelfde zoutspetters als de wandelaars. Ik droom ’s nachts dat ik mijn winkel sluit en ga lopen.
Boekgegevens
Het zoutpad, Raynor Winn; uitg. Balans; 318 blz.; € 22,99.