Sinds haar oprichting in 1949 heeft de Volksrepubliek China nimmer de soevereiniteit over Taiwan gehad. Van 1895 tot 1945 was het een kolonie van Japan. Voordien had het een lange reeks van wisselende bestuurders, inclusief de Verenigde Oost-Indische Compagnie.
In de berichtgeving en rapportages van de Europese Unie en de Verenigde Naties over de ontwikkelingen in en rond Taiwan wordt vaak herhaald dat Peking het eiland als een „afvallige provincie” beschouwt en dat het tegen elke prijs „herenigd” dient te worden. Zo nodig met militair geweld. Als we naar de geschiedenis van het eiland kijken, dan ontstaat een heel ander beeld.
De regering in Peking stelt dat Taiwan altijd een „onlosmakelijk” onderdeel van China is geweest, sinds de Ming-dynastieën (1368-1644) en Manchu-dynastieën (1683-1911). Dat is gewoonweg een stukje geschiedvervalsing. De feiten wijzen anders uit: toen de Nederlandse Oost-Indische Compagnie in 1624 in Taiwan arriveerde, trof ze geen enkele aanwijzing van enig bestuur door de Ming-dynastie aan; alleen maar Maleis-Polynesische inboorlingen.
Het is zelfs zo dat in 1622 de Ming-keizer Tianqi een boodschap stuurde naar de Nederlanders, die op de Pescadoreseilanden vlak bij Taiwan een klein fort hadden gebouwd, dat wij ons „buiten het Chinese territorium” moesten houden. En dus gingen zij naar Taiwan, dat toen Formosa heette. De VOC voerde daar 38 jaar lang het bewind en bouwde er een welvarende kolonie op.
Het VOC-bestuur eindigde in 1662, toen Ming-generaal Cheng Chen-kung (ook bekend als Koxinga) door de oprukkende legers van de nieuwe Manchu-dynastie werd verdreven. Met 400 schepen en 25.000 manschappen zocht hij zijn toevlucht op het eiland. Hij belegerde het Nederlandse Fort Zeelandia, dat zich na negen maanden moest overgeven. De Nederlanders bliezen de aftocht naar Batavia.
„Buiten ons rijk”
Koxinga werd heer en meester in de zuidwesthoek van het eiland, waar hij een onafhankelijk Koninkrijk Tungning stichtte. Ook dat was maar van korte duur: in 1683 werd zijn kleinzoon door de Manchu’s verslagen.
Het was de nieuwe Manchu-keizer eigenlijk helemaal niet om het eiland te doen: hoofddoel was het verslaan van de laatste restanten van de Ming-dynastie. In 1683 stelde Manchu-keizer Kangxi zelfs: „Taiwan ligt buiten ons rijk en heeft niet veel te betekenen.” Hij bood de Nederlanders aan om het terug te kopen. Dus ook daar klopt de stelling van Peking niet.
Van 1683 tot 1895 werd het eiland weliswaar vanuit de provincie Fukien bestuurd, maar het was grotendeels een vrijgevochten, loshangend gebied, waar in die tijd meer dan honderd gewapende opstanden plaatsvonden. De bevolking beschouwde de Manchu als een koloniaal regime en zag zichzelf op geen enkele manier als „deel van China”. Pas in 1887 werd Taiwan formeel verheven tot „provincie van China”, maar dat duurde maar acht jaar. Nog een stukje ongemakkelijke waarheid voor Peking.
Eind negentiende eeuw verzwakte de Manchu-dynastie steeds verder. Japan was een opkomende natie. In de Sino-Japanse oorlog van 1894-1895 delfde China het onderspit. Onder de Vrede van Shimonoseki van 1895 deed China formeel „voor eeuwig” afstand van de soevereiniteit over Taiwan. Het werd een Japanse kroonkolonie.
Bezetting
In persberichten staat vaak de zinsnede dat Taiwan zich eind jaren 40 heeft „afgesplitst.” Dit impliceert dat het min of meer terecht is dat China streeft naar „hereniging.” Dat is een onjuiste opvatting, die uiteraard wordt gevoed door de propaganda vanuit Peking.
Toen Japan in 1945 de oorlog verloor, besloten de geallieerden dat Taiwan tijdelijk door de troepen van de Chinese generaal Chiang Kai-shek beheerd zou worden, tot er een permanente oplossing zou zijn. Het idee was dat op zeker moment een referendum onder auspiciën van de VN zou plaatsvinden.
Het liep echter anders af: Chiang Kai-shek verloor de burgeroorlog in China (daarbij was Taiwan dus helemaal niet betrokken geweest) en vluchtte in 1949 met zijn regering en de legertop naar Taiwan. Daar riep hij de staat van beleg uit (die duurde tot 1987) en zette hij een repressief regime op. De autochtone Taiwanezen (85 procent van de bevolking) hadden weinig inbreng. Taiwan splitste zich dus niet af, maar werd bezet door de verliezende partij van het vasteland.
Vrij gekozen regering
Sinds haar oprichting in 1949 heeft China dus nimmer de soevereiniteit over Taiwan gehad. Het eiland werd altijd separaat geregeerd. Maar sinds de ommezwaai naar een bruisende democratie begin jaren 90 heeft het land een vrij gekozen regering, die de bevolking van Taiwan vertegenwoordigt en niet de pretentie meer heeft om China te vertegenwoordigen.
Deze nieuwe situatie is dus fundamenteel anders dan die van de jaren 70, toen wij ons huidige ”één China-beleid” inzetten. Een goede reden om ons beleid aan te passen en onze relaties met Taiwan te baseren op de eigen verdiensten: Taiwan is een volwassen democratie die als volwaardig lid wil bijdragen aan de internationale gemeenschap. Slechts dan is een duurzaam en vreedzaam naast elkaar bestaan van China en Taiwan mogelijk.
De auteur, een voormalige Nederlandse diplomaat, doceert geschiedenis van Taiwan aan de George Mason University in Fairfax (Virginia) en Amerikaanse betrekkingen met Oost-Azië aan de George Washington University Elliott School for International Affairs.