Met alleen een bidstond zijn we er niet in crisistijd
In tijden van crisis klinkt telkens de oproep tot gebed en boete, veelal gevolgd door concrete initiatieven. In het verleden werden er in situaties van honger, oorlog en ziekte met regelmaat biddagen uitgeschreven. Op zichzelf is dat goed en begrijpelijk. Tegelijk is er wel een aantal vragen bij te stellen.
Deze vragen raken allereerst aan het denkpatroon dat zichtbaar wordt in het spreken over gebed en boete. Bij de motivering om tot een bidstond te komen, wordt veelal teruggegrepen op teksten uit het Oude Testament. Deze teksten fungeren ook als preektekst tijdens de bidstond.
Bij de bestudering van deze teksten valt de nauwe verbondenheid tussen crisis en zonde op. De crises die het volk van Israël moet doormaken, staan in het teken van Gods verbond en moeten geduid worden tegen de achtergrond van het Bijbelboek Deuteronomium. Gehoorzaamheid en trouw aan de Heere leiden tot een zegen. Ongehoorzaamheid en ontrouw leiden tot een vloek. Met die verbondsvloek krijgt het volk te maken omdat het ontrouw is aan de Heere. In dat kader klinkt de roep tot gebed, verootmoediging en bekering, opdat de Heere Zich in genade tot het volk zal wenden en de vloek zal wegnemen.
Voorzichtigheid
De vraag is of wij crisissituaties van Israël een-op-een kunnen en mogen doortrekken naar onze crisissituaties. Ik meen dat voorzichtigheid geboden is. Ons volk staat niet in dezelfde verbondsrelatie met de Heere als het volk Israël. Er zijn, als het gaat om de uitleg van Bijbelteksten, dus nogal wat hobbels te nemen.
Maar stel dat we, dwars door alle theologische weerbarstigheid heen, van mening zijn dat er een parallel te trekken is en dat we de crises die ons overkomen, moeten zien tegen de achtergrond van Gods oordeel over de zonden, dan stelt dat ons wel voor de vraag: welke zonden? Want Gods oordeel raakt dan immers de zonden van land, volk en kerk. En dat oordeel is bedoeld om tot bekering te brengen. De waarachtigheid van bekering komt tot uiting in gebed en concrete omkeer.
Bekering
Juist het concreet aanwijzen van de zonde en de concrete omkeer die nodig is, worden vandaag veelal gemist. Als het om de zonden van ons land en ons volk gaat, kunnen we wellicht nog een aantal zaken benoemen. Maar als het gaat om de zonde van de kerk en de christenheid, dan blijft het stil. Er komt in ieder geval weinig in beweging.
Laat ik een concreet voorbeeld noemen. Als de kerkelijke verdeeldheid zonde is en in flagrante tegenstelling met het gebed van Jezus in Johannes 17, dan vraagt dat om bekering. Niet alleen om het gebed of de Heere wil bijeenbrengen wat bij elkaar hoort, maar ook het concrete gesprek, de concrete samenwerking vanuit het besef dat we bijeen horen. Maar juist op dat punt blijft het in reformatorisch Nederland angstvallig stil. Krijgen ons gebed en onze boete dan niet iets onwaarachtigs?
Hetzelfde kunnen we denken als we de kerkgang en de Evangelieverkondiging altijd zo vanzelfsprekend hebben gevonden, of als we in kerkelijke hoogmoed vooral bezig zijn geweest met onszelf in plaats van de verloren wereld om ons heen, of als we vasthouden aan een orthodoxie die geen doorleefde en uitgeleefde werkelijkheid wordt. Leer zonder leven. Een gereformeerde belijdenis zonder actueel belijden. Gebed en verootmoediging dienen hand in hand te gaan met bekering. En bekering wordt in de Schrift beschouwd als een actief woord.
Beproeving
Er is echter nog een andere vraag te stellen. Is het wijzen op Gods oordeel over de zonde van land, volk en kerk de enige manier om crises te duiden? Ik meen van niet. Het boek Openbaring tekent ons de dingen die met haast geschieden moeten. Rampen en oordelen gaan over de wereld en daar hebben christenen wereldwijd mee te maken. In deze rampen zit de oproep tot bekering.
Voor de kerk zit echter ook het aspect van beproeving erin. Het geloof van de kerk komt onder druk te staan om gelouterd te worden en des te heerlijker te schitteren. Ook het aspect van de beproeving verdient voluit de aandacht als het om crises gaat. Tenminste, als we niet dezelfde fout willen maken als de vrienden van Job. Die hanteren bij het onheil dat Job treft alleen maar het denkpatroon van oordeel en straf.
Naastenliefde
Een derde gedachtegang die om aandacht vraagt, wordt ons aangereikt door de Britse theoloog N. T. Wright. Hij stelt in zijn boekje over Christus en de coronacrisis dat crises in de wereld aan de kerk ook kansen geven. De kans om goed te doen en er te zijn voor de naaste in nood.
Het boek Handelingen der Apostelen reikt ons concrete Bijbelse gegevens daarvoor aan. Een crisis biedt de kans om te tonen wat naastenliefde is. Dat betekent dat we het met elkaar niet moeten hebben over onze grondrechten, maar over onze plichten. Niet het recht van de vrijheid maar de plicht van de liefde staat voorop.
Kortom: het gaat om woorden en daden.
De auteur is predikant van de hersteld hervormde gemeente van Woudenberg.