Smeekschrift tegen vaccinatiedwang van 150 jaar oud
Vaccinatiedrang –of -dwang zelfs– stuitte in de Nederlandse geschiedenis steeds op weerstand. Zoals tijdens het verbazend onbekend gebleven protest van 150 jaar geleden.
Directe dwang richting volwassenen zou ook nieuw en uniek zijn in Nederland, zegt prof. dr. Fred van Lieburg, hoogleraar religiegeschiedenis aan de Vrije Universiteit Amsterdam (VU). Beperkingen voor ongevaccineerden troffen vroeger vooral kinderen. Geen pokkenbriefje betekende: niet naar school, en voor de ouders soms ook: geen toegang tot de armenzorg.
De koepokinenting werd sinds koning Lodewijk Napoleon (1806-1810) door de overheid bevorderd. Koning Willem I voerde in 1818 een wet in waarbij „on- en minvermogende ouders” verplicht werden hun kinderen te laten vaccineren. Vanaf 1823 werden ook onderwijzers en schoolbesturen daarop aangesproken.
Alle maatregelen leidden ertoe dat rond 1860 zo’n 60 procent van de bevolking ingeënt was. Er waren wel regionale en religieuze verschillen, zegt Van Lieburg. „In het noorden en oosten van het land was de vaccinatiegraad hoog. De provinciale commissies voor medisch toezicht in Groningen, Friesland, Drenthe en Gelderland zetten jaarlijks een vaccinatiecampagne op touw. In het westen en zuiden gebeurde dat veel minder. Burgemeesters gedoogden daar de toelating van ongevaccineerde kinderen op de scholen. Dat was vooral het geval nadat de Gemeentewet van 1851 de gezondheidszorg meer aan het lokale beleid overliet.”
Anti-protestants
Net als in coronatijd liepen de motieven om niet te vaccineren uiteen. „Beneden de grote rivieren lag de vaccinatiegraad laag omdat rooms-katholieken de drang tot inenten zagen als een beweging vanuit de verlichte protestantse burgerij.”
Onder orthodoxe protestanten leefden theologische bezwaren –vaccinatie werd door een deel van hen gezien als vooruitgrijpen op Gods voorzienigheid–, terwijl ook werd gewezen op medische onzekerheden –pokkenvaccinatie was geen garantie om niet besmet te raken– en op de vrijheid beslissingen te nemen over het eigen lichaam en dat van minderjarige gezinsleden.
Soldaten
Doordat het overheidsbeleid verslapte en de bevolking minder bereid was zich te laten inenten, nam de beschermingsgraad na 1860 af. Ook in de noodzakelijke herhaling van inentingen waren mensen laks.
Dat wreekte zich toen er een grote epidemie uitbrak. Tijdens de Frans-Duitse oorlog in 1870/1871 kreeg Europa niet alleen met wapengekletter te maken, maar ook met een nieuwe golf van pokkenbesmettingen.
Alleen al in Nederland kostte de ziekte meer dan 20.000 mensen het leven. De garnizoenen in de grensstreek, gemobiliseerd vanwege de oorlog in het buurland, bleken een brandhaard te zijn. Ook op andere plaatsen waar zich veel mensen concentreerden, vielen slachtoffers. „Er waren verschillende ontwikkelingen die verspreiding vergemakkelijkten: de bevolkingsgroei, de urbanisatie, het toegenomen reizen als gevolg van de ontwikkeling van het spoorwegnet”, zegt Van Lieburg.
Amendement
De pokkenuitbraak was voor het kabinet-Thorbecke III aanleiding om een Wet op de besmettelijke ziekten in de grondverf te zetten. Daarin stond niet alleen dat kinderen alleen nog naar school mochten als ze een pokkenbriefje konden overleggen, maar ook dat kinderen uit gezinnen met cholera, tyfus, pokken, roodvonk, difterie of mazelen pas acht dagen nadat een arts het gezin had bezocht weer naar school mochten. Als de arts tenminste had geconstateerd dat de ziekte was geweken.
Vanuit de Christelijke Gereformeerde Kerk en verenigingen voor christelijk onderwijs werd in het najaar van 1871 een massaal protest op touw gezet. Er gingen tal van verzoekschriften naar de Tweede Kamer. Ze herinnerden de liberale premier Thorbecke aan een uitspraak die hij in ander verband in de Kamer had gedaan: „Wij zijn geen volk om in een dwangbuis gestoken te worden.”
Aanvankelijk leken de bezwaarden gehoor te vinden: de minister van Binnenlandse Zaken, mr. J. H. Geertsema, diende de wet in zónder het artikel over vaccinatieplicht. Het liberale Kamerlid mr. M. H. Godefroi zorgde er echter met een amendement voor dat er alsnog een rijksinentingsplicht kwam.
Bevochten vrijheid
Toen deed dr. A. Kuyper, predikant en later politicus, van zich spreken. Volgens hem was de indirecte „vaccine-dwang” in strijd met de gewetensvrijheid die in het ontstaan van de Nederlandse natie zo’n grote rol had gespeeld. De herdenking van de inname van Den Briel door de Watergeuzen op 1 april 1572 was een uitgelezen gelegenheid om dat in herinnering te brengen. Precies drie eeuwen na dat historisch feit publiceerde Kuyper het eerste nummer van De Standaard, het strijdblad waarmee hij zijn achterban mobiliseerde.
Er gingen petities naar de Eerste Kamer, al verwachtte Kuyper er weinig resultaat van. De ruim 150 ”adressen” bleken inderdaad tevergeefs: de senaat aanvaardde de gewraakte wet met 23 tegen 12 stemmen.
Dan maar naar de koning. Bijna 44.000 Nederlanders ondertekenden het ”Smeekschrift”. In twee dikke, groene banden werden al die handtekeningen bijeengebracht. Toen ze op Het Loo zouden worden aangeboden, was Kuyper net ziek. In zijn plaats ging het conservatief-liberale Tweede Kamerlid C. J. E. graaf van Bylandt naar het Apeldoornse paleis. Zonder resultaat: koning Willem III ondertekende de wet op 4 december 1872 toch.
Databestand
Het ”Smeekschrift om handhaving van gewetensvrijheid aan den koning” heeft volgens Van Lieburg in de geschiedschrijving nauwelijks aandacht gekregen. „In de meeste biografieën van Kuyper lees je er niets over.”
Wie waren die bijna 44.000 mensen die hun handtekening onder het document zetten? Niet allemaal tegenstanders van vaccinatie. Wél mensen die de dwang te ver vonden gaan.
Vrijwilligers zijn voor het HDC Centre for Religious History (HDC) van de VU –waar Van Lieburg sinds kort directeur is– bezig de namen van alle ondertekenaars in te voeren in een digitaal bestand. Dat zal worden gekoppeld aan andere lijsten, zoals die van de ondertekenaars van het Volkspetitionnement –voor de belangen van het bijzonder onderwijs– uit 1878 en van donateurs van de Vrije Universiteit uit het oprichtingsjaar 1880. De lijst uit 1878 is vijf jaar geleden online gezet, die van 1880 volgt binnenkort. Een vergelijking tussen deze databestanden moet duidelijk maken hoe het orthodox-christelijk volksdeel in die jaren werd gemobiliseerd.
Protestantenband
De overzichten maken ook duidelijk waar de behoudende protestanten woonden. In 2013 publiceerde Van Lieburg samen met dr. C. S. L. Janse in het Reformatorisch Dagblad een kaart met daarop de woonplaatsen van de 305.000 ondertekenaars van het Volkspetitionnement. De geografische spreiding liet de contouren zien van de huidige Biblebelt, al was de ”protestantenband” toen duidelijk breder dan in onze tijd.
De HDC-directeur heeft nu een kaart laten vervaardigen die toont waar de steun voor het smeekschrift tegen de vaccinatiedwang in 1872 vandaan kwam (zie boven dit artikel). Vergeleken met de kaart van het Volkspetitionnement valt volgens Van Lieburg opnieuw de protestantenband op. Regio’s waar de Afscheiding doorwerking had gevonden, waren sterk vertegenwoordigd. In Friesland speelden blijkens de rekesten ook het historische vrijheidsdenken een rol.
„Al met al roept het huidige coronadebat veel herinneringen aan het verleden op. Zelfs Thorbecke worstelde al met de spanning tussen individuele gewetensvrijheid en algemeen gezondheidsbeleid. Het effect van de wet van 1872 was wel dat de vaccinatiegraad in Nederland omhoog schoot en de kinderpokken zijn uitgebannen.”