Reformatorische jongeren zoeken op een authentieke manier naar een persoonlijke relatie met de Heere. Tegelijkertijd voelen ze zich vaak niet goed genoeg voor God en andere christenen.
Dat zijn twee conclusies die Anne-Marije de Bruin-Wassinkmaat trekt uit haar promotieonderzoek naar de religieuze identiteitsontwikkeling van reformatorisch opgevoede jongvolwassenen (Zie: ”De Bruin-Wassinkmaat”). „Belangrijk voor hen is dat ze geaccepteerd worden zoals ze zijn. Ook als ze andere keuzes maken dan gewenst of verwacht of als ze kritische vragen stellen of twijfels uiten.”
In haar onderzoek onderscheidt de promovenda vier verschillende typen identiteitsbindingen. De eerste groep participanten is toegewijd aan God en noemt zich bekeerd. De tweede groep heeft afscheid genomen van het geloof en wil het eigen leven bepalen. De derde groep gelooft rationeel in God, maar heeft geen levende relatie met Christus. Als laatste zijn er nog jongeren die afstand hebben genomen van het christelijk geloof, maar niet weten waar ze dan wel voor staan.
De verschillende identiteitsbindingen hangen samen met de manier waarop deze jongvolwassenen in hun jeugd hebben geëxploreerd, stelt u. Wat bedoelt u daarmee?
„Bij de geïnterviewde jongeren kom ik drie vormen van exploratie tegen. Allereerst het verkennen van andere manieren van geloven. Dit kan bijvoorbeeld betekenen dat een jongere een kijkje neemt in een ander kerkverband. Een tweede manier is het stellen van vragen over de geloofsovertuiging die vanuit huis wordt meegegeven, over de eigen verhouding tot God en over de fundamenten van het geloof. De laatste vorm van exploratie is rebellie, het ingaan tegen wat jongeren aanduiden als reformatorische regels.”
Hoe heeft die exploratie doorgewerkt in de religieuze identiteitsbinding?
„De verschillende groepen hebben ander exploratiegedrag vertoond. Zo zijn de deelnemers die aangeven dat ze hun vertrouwen op God stellen, in de puberteit actief beziggeweest met vragen als: Hoe kom ik tot het geloof en hoe krijg ik zekerheid van het heil? Ook hadden deze jongeren een meer open houding ten aanzien van andere christelijke interpretaties van het geloof. Sommigen van hen hebben zich bijvoorbeeld aangesloten bij een kerk die minder reformatorisch van aard is dan de kerk van hun jeugd.
De jongeren die rationeel toegewijd zijn aan het geloof hebben veel minder vragen gesteld en weinig buiten de eigen kerkmuren gekeken. Ook zijn deze jongeren vaak niet rebels geweest en hebben ze de regels van thuis over het algemeen gehoorzaam opgevolgd.
De jongeren die afstand hebben genomen van het geloof, hebben het meest gerebelleerd en de meest fundamentele vragen gesteld. Dat exploratiegedrag is geleidelijk onderdeel van hun nieuwe levensstijl geworden.”
Het is belangrijk dat jongeren ruimte krijgen om te exploreren, stelt u. Waarom?
„De geïnterviewden hebben behoefte aan ruimte om hun eigen weg in het geloof te vinden. Het kritisch bevragen van het geloof dat ze vanuit huis meekregen en het kijken naar alternatieven binnen of buiten de reformatorische gezindte helpt hen om meer geworteld te raken. Uit mijn onderzoek blijkt ook dat een groot deel van de reformatorisch opgevoede jongvolwassenen die ruimte om te exploreren niet altijd heeft ervaren.”
Zijn reformatorische ouders bang om hun kind los te laten?
„Angst speelt zeker een rol. Wanneer een kind bijvoorbeeld aangeeft vragen te hebben bij de waarheid van het christelijk geloof denken ouders soms: Dit is het begin van het einde. Ze willen graag dat hun kind meeloopt op het pad dat zij ook lopen. Dat is begrijpelijk en niet verkeerd. Tegelijkertijd denk ik dat het belangrijk is dat ouders nadenken over waartoe ze hun kinderen willen opvoeden. Is het doel een perfect gesocialiseerd reformatorisch jongere? Of is dat een jongere die zich met hart en ziel verbonden weet aan God?”
Jongeren zijn toch ook gebaat bij grenzen?
„Zeker. Maar niet minder belangrijk is het persoonlijk gesprek over die grenzen. En dat wordt in de beleving van de geïnterviewde jongeren te weinig gevoerd. Stel je als ouders dus niet krampachtig op, maar ga in gesprek. Anders gaan jongeren alleen maar stiekem exploreren; dat werd door de geïnterviewden verschillende keren genoemd.
Zo’n open houding vraagt best wat van opvoeders. Het is een balanceeract tussen overdragen van de eigen overtuigingen, trouw blijven aan de eigen traditie en ruimte bieden om jongeren hun eigen weg te laten vinden. Daar zijn moed en openheid voor nodig. Tegelijkertijd mogen opvoeders in gezin, school en kerk weten dat God regeert en hun kinderen zal leiden. Als opvoeder mogen zij een middel zijn in Gods hand.”
Welke invloed heeft de omgeving op de manier waarop jongeren zich verbinden aan het christelijk geloof?
„Personen blijken invloedrijk te zijn in de religieuze identiteitsontwikkeling, zowel positief als negatief. Hypocriet gedrag, veel nadruk op goed en fout en weinig openheid over het geloof worden door jongeren als niet helpend en veelal belemmerend gezien. Acceptatie en het voeren van persoonlijke gesprekken over het geloof met opvoeders die inspirerend en voorbeeldig zijn, dragen juist wel bij aan een innerlijke binding.”
Veel jongeren kampen met gevoelens van afwijzing richting God en andere reformatorische christenen, blijkt uit uw onderzoek. Hoe komt dat?
„Jongeren krijgen vanuit hun opvoeding vaak bepaalde ideaalbeelden mee over een goede christen. Zo iemand zou bijvoorbeeld in alles helemaal toegewijd moeten zijn aan God. De respondenten ervaren echter dat ze die standaard nooit zullen halen en voelen zich tekortschieten. De gedachtenfuik waarin ze dan terechtkomen is: Ik moet zo zijn, maar dat lukt me niet. Voor mij is er geen hoop, tenzij ik bekeerd word. Als er dan thuis weinig gesprek is over het geloof of als je in je opvoeding vooral meekrijgt dat het moeilijk is om bekeerd te worden en dat God een oordelende God is, kan dat verlammend werken in het proces van religieuze identiteitsontwikkeling.”
Hoe kunnen opvoeders hierop acteren?
„Niet door noties over zonde en schuld onder het tapijt te vegen. Wel door zich ervan bewust te zijn dat dit gevoel leeft bij jongeren. Evenwichtigheid bij het overdragen van de Bijbelse boodschap is heel belangrijk; wat wordt er naast die noties van zonde en schuld gezet? Maar een kant-en-klare oplossing voor die gevoelens van niet goed genoeg zijn, heb ik niet. Ik signaleer dat dit speelt bij reformatorisch opgevoede jongeren en hoop dat we als gezindte het gesprek daarover gaan voeren.”
Welke bevinding stemt u hoopvol?
„Jongeren zijn veerkrachtig. Ik zie veel jongeren die op een authentieke manier zoeken naar een persoonlijke relatie met God. Aan ons als opvoeders de taak die zoektocht niet af te remmen, maar juist te stimuleren.”