Spreek zorgvuldig over genderdysforie
Laten we in het licht van een massief en ongenuanceerd ”ja” vanuit de genderideologie elkaar nu niet gaan bestoken over het volume waarop een ”nee” daartegen moet klinken. Ingehouden spreken heeft te juist te maken met het leven in deze gebroken wereld.
In een opiniestuk vanuit het Bijbels Beraad M/V (RD 24-9) worden enkele flarden geciteerd van wat ik schreef in de brochure die de Gereformeerde Bond uitgegeven heeft over pastoraat bij genderdysforie. Volgens de regels van de ethiek van goed citeren moet je woorden nooit uit de context halen. Men schreef: „Hij zegt zelfs dat het „buiten het paradijs niet houdbaar (is) dat er maar twee soorten mensen zijn, man en vrouw.” Hier gaat een wissel om…” Een toevoeging van ”zelfs” gevolgd door „een wissel om” laat niets te raden over. Wat ik echter schreef, was anders. Het citeren zonder context vertroebelt de discussie over een ”zacht nee” of ”hard nee” en doet geen recht aan wat ik wél schreef. Dat zet ik, om misverstanden te voorkomen, hieronder uiteen. Ik pleit hierin voor zorgvuldigheid om te voorkomen dat er een discussie gevoerd wordt over de rug heen van hen die als lijdend voorwerp het onderwerp van gesprek zijn.
Verstoord
In de eerste plaats lijkt me dat we zorgvuldig moeten spreken in de spanning die eigen is aan gebrokenheid van het leven buiten het paradijs. Dat God ”mannelijk en vrouwelijk” schiep en geen scala aan tussensoorten (Genesis 1:27) is een onmiskenbaar Bijbels gegeven. Adam en Eva voelden zich naar Gods bedoeling goed, in de diepe en volle zin van dat woord. Hun
gender was in overeenstemming met hun lichaam, er was een volkomen harmonie tussen lichaam en geest. Bovendien een harmonie in deze unieke geschapen twee-eenheid van man en vrouw.
Toch blijkt het echter buiten het paradijs ”medisch gezien”(dat moet niet uit deze zin weggelaten worden!) niet houdbaar te zijn dat er maar twee soorten zijn, man en vrouw. Wat ik met deze gewraakte zin bedoel? Natuurlijk niet de ontkenning dat er maar twee soorten geslachtscellen zijn, maar wel dat de verhouding tussen mannelijke en vrouwelijke hormonen nogal eens verstoord blijkt te zijn, met alle gevolgen van dien: met name de spanning die dat op kan roepen tussen lichaam en geest, waardoor iemand zich vrouw kan voelen in een mannenlichaam en andersom. Bij genderdysforie komt –op een bijzonder pijnlijke wijze– de gebrokenheid tot uitdrukking die ons bestaan kenmerkt ten gevolge van de door de zonde verstoorde orde van dienst aan onze Schepper. Daarmee gaat geen wissel om, dit is de erkenning van een –door de zonde– feitelijke situatie.
Eenheid
Een tweede aspect is de noodzaak van een zorgvuldige theologische visie op de mens die recht doet aan de eenheid van lichaam en psyche. Krijgt het lichaam niet een eenzijdige rol toebedeeld, bij de uitgesproken voorstanders van transitie, maar ook bij de tegenstanders daarvan? Zijn de lichamelijke geslachtskenmerken werkelijk in alle gevallen doorslaggevend voor wie we (dienen te) zijn? Deze denkwijze peilt de eenheid van lichaam en ziel –en dus ook de pijnlijke verstoring ervan– onvoldoende. Daarnaast wijzen de woorden van Galaten 3:28 op een ándere identiteit en prioriteit, namelijk het ”in Christus”-zijn. Daarin wordt het onderscheid tussen man en vrouw niet weggeredeneerd, maar wel gerelativeerd in het kader van het heil, de heling.
Dat vraagt in de derde plaats een gesprek over de ordening van onze gevoelens, die de liefde tot de dingen ordent vanuit de liefde tot (van?) God. Het verlangen naar God wordt immers veroorzaakt door de liefde van God. Zo komt er het zuchten van de Geest dat onze verlangens ordent en zuivert. Seksuele verlangens zijn dan niet de éérste verlangens in het leven van christenen, omdat zij een plek krijgen ónder het verlangen dat ons verbindt met God. Dat is geen bagatelliseren van de spanning tussen gender en sekse, maar plaatst het wel in een groter kader dat heilzaam kan werken.
Geschonken draagkracht
Waarom zorgvuldig spreken? Vanwege het karakter van het kruisdragen. Een christenleven is (uit)getekend door en in het water van de doop. Daarmee is het een gegeven dat we met Christus gekruisigd worden en langs die weg opstaan in een nieuw leven (Romeinen 6). Die dynamiek van dood en leven, van gebrokenheid en heelheid is wat de Geest veroorzaakt vanuit de geloofsverbinding met Christus.
De auteur is hoogleraar praktische theologie aan de Theologische Universiteit Apeldoorn.