Opinie

Zoek ruimte onderwijsvrijheid voorbij liberalisme

Het tijdvak van de liberale dominantie met zijn totalitaire trekjes lijkt naar een einde te gaan. Ruimte voor onderwijsvrijheid ligt voorbij het liberalisme.

Hans-Martien ten Napel
28 September 2021 18:26
Sigrid Kaag (D66) en Gert-Jan Segers (CU) op gesprek bij informateur Mariette Hamer over de kabinetsformatie eind augustus. beeld ANP, Lex van Lieshout
Sigrid Kaag (D66) en Gert-Jan Segers (CU) op gesprek bij informateur Mariette Hamer over de kabinetsformatie eind augustus. beeld ANP, Lex van Lieshout

Op 6 september verscheen een column in het Nederlands Dagblad van Gert-Jan Segers, fractievoorzitter van de ChristenUnie in de Tweede Kamer. De column droeg de kop: ”Liberalen lijken een vrijheid te willen waarin je moet denken en doen zoals zij”. In dit verband verwees Segers onder andere naar de bij het eindverslag van informateur Hamer van 2 september gevoegde ‘bouwstenen’ voor een mogelijk regeerakkoord. Hierin verwoordden VVD en D66 de wens om de grondwettelijk gewaarborgde onderwijsvrijheid te „moderniseren.”

Nu was Segers, zo schreef hij, op zichzelf helemaal geen tegenstander van modernisering van de vrijheid van onderwijs, alleen dan in de zin dat er eerder meer dan minder vrijheid moet komen. Dat was echter nu volgens de fractievoorzitter van de CU juist niet de bedoeling van ‘onze liberale vrienden’: „Met de modernisering van wetgeving die zij beogen, zeggen ze eigenlijk: iedereen moet voortaan denken en doen zoals wij, verlichte liberalen.”

Zo kwam Segers tot slot uit bij wat zijn inzet zou worden tijdens het vervolg van de kabinetsformatie en daarna: „Dit land vraagt om een vrijheid en rechtvaardigheid waarin we liberaler worden dan de huidige liberalen.”

Segers sluit met zijn column nauw aan bij het debat over de toekomst van het liberalisme, zoals dat in wetenschappelijke kring volop gaande is. In dat debat gaat het over meer zaken dan artikel 23 van de Grondwet, hoe illustratief de ontwikkelingen op het gebied van de onderwijsvrijheid ook mogen zijn. Welbeschouwd is onder meer de financiering van het bijzonder onderwijs immers al vanaf de invoering, in 1917, omstreden geweest.

Tendens

Achter de discussie over de vrijheid van onderwijs gaat een algemenere tendens schuil. Die heeft de Poolse filosoof Ryszard Legutko in 2016 treffend uiteengezet in zijn boek ”The Demon in Democracy. Totalitarian Temptations in Free Societies”. Legutko maakte van dichtbij het communisme mee en verzette zich daar actief tegen. Tot zijn verrassing heeft hij echter moeten vaststellen dat sinds de val van de Muur, in 1989, het liberalisme eveneens steeds dwingender –zo niet totalitaire– trekjes is gaan vertonen.

Met de kwalificatie van totalitarisme, gaat Legutko terecht terughoudend om. Beter dan West-Europeanen is hij immers in staat om de verschillen tussen communisme en liberalisme te onderkennen. Het valt ook volgens hem nadrukkelijk nog altijd te verkiezen om te leven in een ”vrije samenleving”, dan onder het communisme.

Toch is het boek ”The Demon in Democracy” een eyeopener doordat het vervolgens de –soms treffende– parallellen tussen communisme en liberalisme uiteenzet. Deze komen voort uit het feit dat zowel communisme als liberalisme een ideologie is, die er beide op gericht zijn de werkelijkheid om te vormen.

Wie daarin niet, of slechts onder voorbehoud, wil meegaan, wordt in toenemende mate beschouwd als de vijand die desnoods moet worden gedwongen om vrij te zijn. Het gaat er daarbij om dat alle burgers liberaal-democraat zijn of daartoe worden gevormd, bijvoorbeeld met behulp van een verscherpte burgerschapsopdracht aan de scholen. Het gaat er ook om dat organisaties die behoren tot het maatschappelijk middenveld de liberaal-democratische beginselen onderschrijven en intern toepassen. Idealiter zou dat bijvoorbeeld ook voor kerken gelden.

Sinds de culturele revolutie van de jaren zestig van de vorige eeuw neemt Legutko in Europa geen oppositie van enige betekenis waar tegen de ideeën van vrijheid en, vooral, gelijkheid, zoals deze door het hedendaagse liberalisme worden ingevuld. Dat de hang naar gelijkheid ten koste gaat van de vrijheid, is een prijs die het sociale liberalisme bereid is te betalen. Daarmee gaat het dus, zijns ondanks, sterkere overeenkomsten vertonen met het communisme.

Schadelijk

Toch is er in het debat over de toekomst van het liberalisme nadrukkelijk ook aandacht voor de opkomst van het zogeheten postliberalisme. Dat betreft een stroming die tot dusverre vooral in de Angelsaksische wereld opgeld doet.

Het postliberalisme erkent dat het liberalisme de afgelopen decennia dominant is geweest op zowel sociaal, cultureel als bijvoorbeeld economisch gebied. Deze idee is nauwelijks omstreden. Denk op economisch gebied alleen al aan het zogeheten neoliberalisme.

Het postliberalisme koppelt daaraan echter de stelling dat het liberalisme schadelijk kan uitwerken voor de samenleving. Daarbij wordt gedoeld op het gegeven dat het een ”isme”, een ideologie, betreft. In het geval van het liberalisme levert vooral het zo centrale uitgangspunt van de individuele autonomie een tragische vertekening op van de werkelijkheid, zoals bijvoorbeeld in de discussie over voltooid leven tot uitdrukking komt. De mens is geen op zichzelf staand wezen, maar wordt pas volledig mens in relatie tot anderen. Deze stelling is begrijpelijkerwijze meer omstreden.

Als laatste kenmerkt het postliberalisme zich door de overtuiging dat het tijdvak van de liberale dominantie ten einde loopt of al is gekomen. Wie goed om zich heen kijkt, kan daar als hij wil de tekenen van zien. Denk alleen al aan de liberale internationale orde, zoals deze na de Tweede Wereldoorlog onder Amerikaans leiderschap heeft vorm gekregen in een veelvoud aan multilaterale organisaties, maar nu onder invloed van nationalisme en populisme ten einde lijkt te lopen. Uiteraard verdwijnt de overheersing niet van de ene dag op de andere, net zomin als er aanstonds een opvolger-ideologie klaarstaat. Het postliberalisme wil wel kandidaat staan om in die vacature te voorzien.

Ontleend aan Schepper

Postliberalen zijn er in vele soorten en maten. Een eind dit jaar te verschijnen bundel die ik, samen met bestuurskundige aan de Vrije Universiteit Patrick Overeem, in opdracht van het Thijmgenootschap redigeerde, geeft een eerste inventarisatie. Een aantrekkelijke variant in de context van de onderwijsvrijheid lijkt een terugkeer naar een vorm van natuurrechtelijk liberalisme. Deze vorm van liberalisme erkent immers de aanwezigheid van bepaalde ”natuurlijke” rechten, zoals die van godsdienst, meningsuiting en vereniging, die burgers niet aan de staat maar rechtstreeks aan hun Schepper ontlenen. Daarom kan de staat deze ook niet te vergaand beperken.

Hoe realistisch is een pleidooi voor, zoals Segers het uitdrukt, „een vrijheid en rechtvaardigheid waarin we liberaler worden dan de huidige liberalen?” Het natuurrechtelijk liberalisme zal op draagvlak kunnen blijven rekenen zolang dit op realistischer wijze aansluit bij wie de mens is dan het hedendaagse liberalisme. Inhoudelijk vertoont het verwantschap met een encycliek als ”Fratelli Tutti” (2020) van paus Franciscus. Juist doordat het niet vertrekt vanuit het liberalisme, creëert het christelijk-sociale denken een tegenwicht dat zorgt voor meer ruimte voor bijvoorbeeld onderwijsvrijheid.

De auteur is universitair hoofddocent staats- en bestuursrecht aan de Universiteit Leiden. Dit artikel is een bewerking van het slotgedeelte van een lezing die hij op 18 september hield tijdens het lustrumcongres van de CSFR in Amersfoort.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer