Wat zijn we toch druk en wat zijn we daar heimelijk trots op. Maar niets is zo belangrijk als de lummelende lediggang. Om plaats in ons leven te maken voor de dingen die er echt toe doen.
„De dag moet een avond hebben”, placht mijn Brabantse, in spreuken en liedjes grossierende grootmoeder te zeggen. Wat zij bedoelde was dat het goed is om overdag ons werk en onze plichten getrouw en ijverig te vervullen, maar dat een deel van de dag ook in het teken moet staan van rust en afstand nemen.
Dat is een levensopvatting die zich niet zomaar laat verzoenen met de calvinistische overtuiging, zoals wij die tegenwoordig in meerderheid opvatten. Wij zijn vervuld van onze taken en plichten, zijn wat besmuikt trots op het aantal uren dat wij wekelijks draaien, en zijn zelfs geneigd om uit al die ijver en inzet conclusies te trekken omtrent onze persoonlijke deugdzaamheid. Of om in de daaruit voortvloeiende welvaart de ”zegen des Heeren” te zien – een gedachte die natuurlijk een strik van zelfbedrog is.
Hoe ver ons plichtsbesef kan gaan, werd mij onlangs duidelijk uit een verhaal dat ik hoorde over een man die was benoemd als docent. Kort na die benoeming bleek hij een dubbele hernia te hebben. Maar voor al die pijn en dat ongemak vraag je natuurlijk geen aandacht, zeker niet zo kort na een benoeming, en daarom reed hij ’s morgens om zes uur naar de onderwijsinstelling, ging daar eerst een uur wandelen om de boel soepel te krijgen, om daarna van 9 tot 13 uur les te geven. Veel later volgde een operatie, en door een afgestorven zenuw strompelt hij nu met een klapvoet door het leven. Ons calvinisme kan ons ook nekken.
Tegenover dit alles staat die uitspraak van mijn grootmoeder, die eigenlijk veel christelijker is, en in ieder geval veel oudere (maar vergeten of verwaarloosde) papieren heeft.
Verstrooiing of concentratie
De Duitse, christelijke filosoof Josef Pieper (1904-1997, hoogleraar in Münster) heeft daar in de vorige eeuw aan herinnerd in een behartigenswaardig essay, dat in 2003 ook in het Nederlands is verschenen. De titel van dit essay luidt: ”Muße und Kult”. Voor het belangrijke woord ”Muße” bestaat geen Nederlands maar wel een Engels equivalent: ”leisure”. In het Grieks heet het ”scholè”, waar, inderdaad, ons woord ”school” van afgeleid is. ”Vrije tijd” ligt in het Nederlands het meest voor de hand als vertaling van ”Muße”, maar dan dreigt direct een groot misverstand.
Bij ”vrije tijd” denken we aan vakantie, boswandelingen, strandbezoek, wat gemakkelijke lectuur in de vorm van familiebladen of Amerikaanse romannetjes. Maar daar gaat het hier niet om. De rust die Pieper (in het spoor van een eeuwenoude wijsheidstraditie) bedoelt, is de onderbreking, het vacuüm, de ledigheid die wij iedere dag bewust moeten creëren; het lummelen, het niksen, het rommelen en rondhangen om ruimte te creëren voor reflectie, creativiteit, fantasie, serendipiteit (de gave om iets te vinden wat je niet zocht). Bij ”Muße” gaat het dus niet om verstrooiing, maar juist om concentratie, om ons in een sfeer van stilte, nieuwsgierigheid, aandacht en liefde te wijden aan zaken waarvan het belang de dagelijkse zorgvuldigheden des levens overstijgt.
Wie deze rust en concentratie niet kent, is een (al dan niet calvinistische) barbaar. Want deze rust is de voorwaarde en de basis voor cultuur en vorming. Op dat dagelijkse moment overschrijden we onze bedrijvigheid en al die nuttige ijver waarmee wij onze identiteit proberen te vestigen, en stellen wij ons open voor studie, meditatie, geconcentreerd lezen, voor al die zaken die het banale van ons werk overstijgen: het ware, goede en schone. Deze overgave reikt ons de ont-proletarisering van ons bestaan aan. Iedere dag moet een beetje zondag hebben.
Niemand, aldus Pieper, kan iets horen zonder stil te zijn, niemand kan iets vernemen en leren zonder te zwijgen.
Onze ijver lijkt vooral een vluchtweg, onze ”vrije tijd” biedt vaak niet meer dan altijd weer teleurstellende verstrooiing. Ons gekeuvel op feestjes en partijen is veelal een illustratie van wat een Weense essayiste de demonie van de gezelligheid heeft genoemd. Goed opgevoed is hij die urenlang alleen in een stille kamer kan zitten (Pascal). In de rust ontvangen wij dingen die ons dankbaar stemmen. Wij maken de dingen liever zelf dan dat we ze ontvangen, en zijn liever trots dan dankbaar.
Goed lezen
Heel concreet betekent het ideaal van de ”Muße” dus dat wij moeten leren lummelen en moeten leren zitten –unpluggen in plaats van inloggen– om een goed boek te lezen. En een goed boek is een boek dat ons dwingt om goed en aandachtig te lezen. Daarmee valt heel wat lectuur af. Niet alleen dát we lezen, ook wat we lezen, maar vooral hoe we lezen, is van doorslaggevend belang voor onze geestelijke hygiëne. In de joodse traditie (pardes) en in de christelijke (lectio divina) is daar diep over nagedacht. Het gaat telkens om een bezigheid die zowel lezen als gebed, meditatie, contemplatie en toerusting omvat.
Alle avonden van alle dagen, niet zomaar af en toe wanneer het schikt. Maar we zijn zo druk! Mijn advies: het helpt al als we onszelf wijs maken dat we lezen, en zo af en toe ons boek wegleggen om iets anders te gaan doen.
Om terug te keren tot mijn grootmoeder en de dagen die avonden moeten hebben: Pieper gaf het tweede deel van zijn autobiografie de titel ”De avond van alle dagen is nog niet gekomen”. Daarmee bedoelde hij dat de avond, hier als dreiging van de duisternis, nog niet is aangebroken. We leven dus nog tussen hoop en vrees: de laatste avond is nog niet gekomen en daarom zal er een nieuwe dag aanbreken. Verandering en bekering zijn nog mogelijk. En er zal ook een dag komen die geen avond zal kennen: de jongste dag, de eeuwige zondag, die wel een morgen kent maar geen avond.