Bart Jan Spruyt: Het Reveil als Christofoor
Wie tot de essentie van het Reveil wil doordringen, moet de gestalte van Christofoor voor zich zien. Zoals hij Christus over het water droeg, zo hebben de vrienden van het Reveil zich beijverd om de christelijke traditie over de woelige baren van de 19e eeuw heen te zetten.
Christofoor was een lelijke reus, die alleen de grootste koning op aarde wilde dienen. Zo werkte hij voor de koning van Kanaän, maar liep hij over naar het leger van de duivel toen hij merkte dat die koning bang voor de satan was. Toen hij zag dat de duivel angstig een omweg koos als hij langs de kant van de weg een kruisbeeld zag staan, ging Christofoor op zoek naar Christus.
Een monnik vertelde hem dat Christofoor zijn nieuwe Meester kon dienen door zich te vestigen bij een woeste rivier, die haast niemand kon oversteken. Daar moest hij met zijn grote lichamelijke kracht de mensen gaan overzetten.
Op een dag meldde zich een kind bij zijn hut langs de rivier. Christofoor nam het kind op zijn schouder, maar wist het slechts met grote moeite aan de andere kant te brengen omdat de rivier woester en woester werd en het kind zwaarder en zwaarder. „Je woog zo zwaar als de wereld”, zei Christofoor tegen het jongetje. Dat jongetje maakt zich vervolgens bekend als de Schepper van de wereld, de Christus Die Christofoor diende. De verworpen reus (Reprobatus was zijn eigenlijke naam) was dus een Christusdrager (Christophorus) geworden door Hem op zijn schouders te nemen en veilig over de woelige baren van de rivier te zetten.
Eeuw van verlies
Die wilde rivier doet denken aan de negentiende eeuw. Die eeuw was een eeuw van verlies. Een oude orde was verdwenen, en een nieuwe was ervoor in de plaats getreden. De Kerk was niet langer gereformeerd en niet langer bevoorrecht. Onderwijs en armenzorg waren niet langer een taak van de kerk maar van de nieuwe staat. En die staat beschouwde zichzelf niet langer als christelijk, maar als neutraal. In de publieke ruimte waren alle levensbeschouwingen gelijk. Kerk en school kwamen in dienst te staan van het grote project van koning Willem I om van Nederland een welvarende eenheidsstaat te maken van deugdzame burgers.
Wie iets wil aanvoelen van de weemoed die deze overgang in de harten van de Reveilvrienden opriep, leze het boekje dat H. J. Koenen in 1844 over Hieronymus van Alphen schreef. Hij zag Van Alphen als de „bewaarder van een heilig pand en voorloper van latere getuigen”, in wier hart zich „een smeulend vuur van onbehagen bevond, dat gereed was bij de minste aanleiding in lichterlaaie vlam uit te barsten.” Die diepte van verlies en onbehagen is door niemand zozeer gepeild als door de hartstochtelijke Willem Groen van Prinsterer, die een gapende leegte zag ontstaan waarin allerhande ideologieën zich zouden nestelen. Hij noemde dat ”ochlocratie”, een regering van massamensen, die of in chaos of in tirannie zou eindigen.
De vrienden van het Reveil hebben zich beijverd om de christelijke traditie over deze woelige baren van de negentiende eeuw heen te zetten. Het Reveil was geen beweging, maar een vriendenkring, een samenspel van netwerken, losjes georganiseerd in ”réunions” en jaarlijkse bijeenkomsten, zonder structuur, zonder programma.
De vrienden streden in de politiek voor het behoud van het christelijke karakter van de natie. Scholen moesten geen „christendom boven geloofsverdeeldheid” onderwijzen, maar de Christus der Schriften. Toen dat niet lukte, werd de keuze voor het bijzonder onderwijs gemaakt, en de strijd daarvoor werd in 1917 met de Pacificatie beslecht.
In de kerk streden de vrienden voor het behoud van de gereformeerde belijdenis, tussen leervrijheid en afscheiding door. Die strijd resulteerde in de oprichting van de Confessionele Vereniging (1864), die met pamfletten, prekenseries, boeken en bijeenkomsten het gevecht tegen de illegitieme ruimte van het Algemeen Reglement van 1816 aanging.
De nieuwe Staat had niet alleen het onderwijs maar ook de armenzorg naar zich toe getrokken. Maar de Armenwet van 1854 bood slechts zeer beperkt concrete hulp, omdat de liberale overheid alleen in gevallen van „uiterste noodzaak” de hand uit wilde steken. De sociale misstanden waren ondertussen groot. Er was veel armoede, criminaliteit, dronkenschap, prostitutie. Ottho Gerhard Heldring en Jan de Liefde begrepen wat hun te doen stond. Van de kerk verwachtten ze niet veel, wel van particulier initiatief. De ”gestichten” van Heldring en de stichting Tot Heil des Volks waren de levende getuigen van de nieuwe christelijke naastenliefde.
Zo heeft het Reveil de vormen gecreëerd waarin het christendom de oever van de twintigste eeuw kon bereiken. Christenen hadden zich georganiseerd in politieke partijen (ARP en CHU), eigen scholen gesticht, zich als kerkelijke denominatie geprofileerd, en de filantropie gereactiveerd. Het zijn de vormen waar wij het tot op de dag van vandaag mee doen.
Al die vormen staan nu op het spel. De christelijke politiek heeft de strijd tegen het liberalisme verloren. De eigen scholen staan onder druk, nu de overheid een gelijkheidsagenda uitvoert die zelfs door het CDA gedeeltelijk wordt omarmd. Filantropie is grotendeels overgenomen door gesubsidieerde organisaties, en de kerkelijke strijd is na 2004 in een geheel andere context komen te staan.
Stille glimlach
Misschien dat wij, in deze nieuwe overgangsfase, ook door een gevoel van verlies en onbehagen worden overvallen – en gevoelig worden voor radicale alternatieven, voor populisme en complottheorieën. Dan is het goed te herinneren aan de woorden van het grote kleinkind van het Reveil, C. Gerretson (de dichter Geerten Gossaert), die een lezing over Willem de Clercq met de volgende woorden afsloot: „Men belooft ons uitkomst door de grootste macht en de beste leider! Tegen dat wereldmarktgeschreeuw staan wij, kinderen van het Reveil, met een stille glimlach. En daarom: wanneer men ons spreekt van leider, zeggen wij: mijn Heer en mijn God. En wanneer men ons spreekt van de grootste macht, is ons antwoord: de liefde overwint.”
Dr. Bart Jan Spruyt doceert cultuur en maatschappij aan hogeschool de Driestar in Gouda en kerkgeschiedenis en apologetiek aan het Hersteld Hervormde Seminarie aan de VU in Amsterdam