Op 15 maart 2020 kondigde premier Rutte aan dat de scholen en de kinderopvang dichtgingen. Voor ouders begon de grote puzzel: wie blijft er bij de kinderen? Kan er iemand lesgeven? Naar school gaan, samen studeren: de vanzelfsprekendheid is er voorlopig af.
De student: College, tentamen: alles online
Dennis Verstraten (20) uit Rotterdam, tweedejaarsstudent werktuigbouwkunde aan de TU Delft
„Toen half maart ineens alles dichtging, heb ik nog een week op mijn kamer in Rotterdam gezeten. Daarna ben ik tot de zomer naar mijn ouders in Terneuzen gegaan. Mijn vier huisgenoten deden hetzelfde, dus ons studentenhuis stond een maand of vijf leeg. Ik woonde toen nog maar een halfjaar buiten de deur, dus erg wennen was het niet om weer thuis te gaan wonen.
Normaal gesproken studeerde ik op de campus of zat ik in de collegezaal. Van de ene op de andere dag was alles online. Je zag bijna niemand meer. Bij veel vakken zetten docenten gewoon de opnames van hun college van een jaar eerder online. Vragen stellen kan dan niet. Meestal begrijp ik goed wat er verteld wordt, maar het is wel lastig om je aandacht bij zo’n college te houden. Je zit de hele dag dezelfde soort opnames te kijken.
Jammer was dat onze ontwerpwedstrijd niet doorging. We moesten een robot maken die postpakketjes kan bezorgen. Normaal gesproken ga je eerst alles bedenken en op de computer uittekenen. Maar nu konden we ’m daarna niet met z’n allen in elkaar zetten en in het echt testen. Het bleef bij een computersimulatie in een tekenprogramma. Of-ie echt werkte, weten we dus niet.
Tentamens heb ik sinds februari vorig jaar niet meer fysiek gehad. Bij sommige vakken controleert antispieksoftware je aan alle kanten. Van tevoren moet je dan ook je kamer filmen. Bij andere vakken vertrouwen ze erop dat je niet fraudeert.
Het meeste mis ik het afspreken met vrienden in het weekend. In het begin zagen we elkaar helemaal niet, alleen online. Ik vond er weinig aan, maar je moet iets. Soms deden we samen een spel of quiz via internet, maar dat waren we al snel beu. Mijn huisgenoten zie ik juist vaker in de coronacrisis. We eten niet alleen ’s avonds samen, maar ook vaak met het ontbijt en de lunch.
Het meeste mis ik het afspreken met vrienden in het weekend
Eén keer heb ik een week in quarantaine gezeten, omdat ik in contact was geweest met iemand die positief was getest. Mijn huisgenoten bleven toen in het weekend ook in Rotterdam, om hun familie niet te besmetten. Uiteindelijk is niemand ziek geworden.
Ik had veel zin om me in september bij de christelijke studentenvereniging Vox Viva aan te sluiten. Tot nu toe ben ik maar één avond geweest; daarna mochten we niet meer bij elkaar komen. Dus ik heb niet echt mensen leren kennen. Jammer, ik had op meer gehoopt.
Normaal gesproken is er de ene week een serieuze avond met een lezing of Bijbelstudie; de andere week een spel of borrel. Die leuke activiteiten vervallen nu. Na een lezing online kletsen met mensen die je amper kent, is niet echt makkelijk.
Ik heb het geluk dat ik op kamers zit en elke dag huisgenoten zie. En dat ik een bijbaan heb bij een installatiebedrijf in de elektrotechniek, waar het werk niet heeft stilgelegen. Ik kan me voorstellen dat studenten die door de coronacrisis hun bijbaan zijn verloren, de hele dag thuiszitten en bijna geen leeftijdsgenoten meer zien er flink doorheen zitten.
Het studeren thuis vind ik nu wel goed te doen. Al zou ik natuurlijk liever naar de universiteit gaan. Wel merk ik dat mijn motivatie wat minder is dan in het eerste jaar. Tot nu toe heb ik niet alle punten gehaald. Voor mijn studie heb ik tijd genoeg, dat is het probleem niet. Maar dat thuiszitten motiveert niet.
Na de zomer moeten we wel weer in de collegebanken kunnen zitten, denk ik. Ik hoop echt dat het dan weer een beetje normaal is.
Sinds het nieuwe schooljaar mag ik elke woensdag een dagdeel naar de universiteit om aan een project te werken. Dat valt erg mee; sommige studenten zitten fulltime thuis.
Net als een jaar geleden bouwen we voor het project een robot: eentje die kan schoonmaken en rommel oppakken. Nu mogen we ’m wel in elkaar zetten op de campus – met z’n tweeën in plaats van in groepjes van zes of zeven. Toch een leuke aanvulling op alle theoretische vakken.”
De docente: Ik mis het contact met de leerlingen
Anike van de Pol (22), docente Nederlands op het Van Lodenstein College in Amersfoort
„Leuk, dacht ik, toen in maart de scholen dichtgingen. Ik houd van een uitdaging. In dit geval een nieuwe situatie waarin ik mijn draai moet zien te vinden.
Maar na twee weken online lesgeven was ik er helemaal klaar mee. Het echte contact met de leerlingen miste ik enorm. Er is geen opmerking van een leerling tussen de uitleg door en ook geen praatje voor of na de les. Terwijl ik van die momenten juist energie krijg. Daarvoor ben ik docent.
Nu praat ik tegen een scherm. En de interactie die je hebt, is heel anders. Als ik een vraag stel, duurt het even voordat ik reactie krijg. Een leerling moet eerst de microfoon aanzetten voordat hij kan antwoorden.
Het is fijn dat de lessen digitaal door kunnen gaan, maar er gaat toch niks boven een vol klaslokaal.
De zomervakantie aan het einde van een schooljaar was dit keer extra fijn. Het onderwerp corona verdween even helemaal naar de achtergrond. En daarna begon het nieuwe schooljaar met volle lokalen en stond ik weer voor de klas.
Mijn leefruimte in het lokaal was met lijnen op de grond afgebakend. Binnen dat kader gaf ik les. Ik moest een mondkapje opzetten als ik een rondje langs de leerlingen liep.
Mijn leefruimte in het lokaal was met lijnen op de grond afgebakend
Het was wel lastig voor me om me aan die regels te houden. Ik begrijp de maatregelen van anderhalve meter afstand houden en een mondkapje op wel, maar ik vind ze niet menselijk. Als mensen hebben we contact nodig.
Maar je kunt niks aan de situatie veranderen, dus probeer ik er het beste van te maken. Ook nu de scholen weer dicht zijn.
Thuis lesgeven heeft ook zijn voordelen. Zo heb ik mij een keer verslapen. Ik werd wakker en zag dat ik nog vier minuten had voordat mijn les zou beginnen. Snel fatsoeneerde ik mijn haren, trok een trui aan en startte mijn laptop. Om tien voor negen zat ik helemaal klaar voor de les.
De leerlingen hebben er niks van gemerkt dat ik half in mijn pyjama lesgaf.
De eerste keer dat de lessen via Teams verliepen, waren er weinig regels. Leerlingen waren niet verplicht hun camera aan te zetten, waardoor ik veel leerlingen niet zag. Als ze nu hun camera uit hebben, mag ik ze absent melden.
Doordat ik mijn klas zie, krijg ik een inkijkje bij de leerlingen thuis en ben ik soms getuige van huiselijke taferelen. Vaak zie ik ouders op de achtergrond bezig. Zo zag ik bij een leerling zijn moeder op de bank zitten, breiend of hakend.
Een andere leerling had zijn microfoon nog aan staan zodat ik zijn moeder op de achtergrond hoorde discussiëren over wat ze die avond zouden gaan eten. Daar moest ik hard om lachen. Meerdere leerlingen hoorden het en deden hun microfoon aan. Met elkaar hebben we er lol om gehad.
Elke les probeer ik een moment vrij te houden om het ergens anders over te hebben dan over de lesstof. Die contactmomenten, of een wandeling, of een spelletje met deze of gene, zijn kleine dingen waar ik van geniet.
Het afgelopen jaar is het leven veranderd. Je mag en kan veel minder. Maar daar wil ik niet in blijven hangen, ik focus me op dat wat nog wel kan.
Een tijd geleden hoorde ik een preek waarbij de dominee zei dat ons hoogste doel op aarde is om God groot te maken en Hem te dienen. Dat is de afgelopen tijd een les voor mij geweest. Want hier op aarde zijn we makkelijk op onszelf gericht. Denken we vaak aan onze teleurstellingen. Maar God is Degene Die er telkens is, overal en in elke situatie.”
De buitenlandstudent: De bevolking zag mij als een virus
Niels Rebel (21) uit Apeldoorn, student bos- en natuurbeheer, zat tijdens de coronacrisis vast in Indonesië, waar hij stage zou lopen
„Achteraf gezien had ik de laatste vlucht naar Indonesië, toen ik begin maart vertrok. Vijf maanden zou ik daar stagelopen voor de specialisatie tropische bosbouw van mijn hbo-studie. Uiteindelijk kon ik maar vijf dagen daadwerkelijk het onderzoek doen waarvoor ik kwam.
Toen ik op het vliegveld in Jakarta aankwam, waren alle winkels dicht. De taal sprak ik niet en niemand haalde me op, dus ik had snel internet nodig. Na twee uur zoeken kwam ik bij een stalletje dat simkaarten verkocht (Nederlandse telefoonkaarten werken niet in Aziatische landen, AV). Via Google Maps en met behulp van Google Translate vond ik een pinautomaat en taxi. Een hotel was lastiger. Hotels wilden vaak geen westerlingen, omdat in Europa al corona was. Ze zagen mij als een soort levend virus. Gelukkig wist een taxichauffeur een hotel waar ik terechtkon.
Op dag twee reisde ik per trein door naar Jogjakarta. Daar hoorde ik dat het dorp waar ik voor mijn stage heen moest voor buitenstaanders was afgesloten door corona. „Wacht maar een weekje”, kreeg ik telkens te horen. „Volgende week mag je er wel in.” Uiteindelijk duurde dat twee maanden. Terug naar Nederland kon toen ook niet meer. Je kon voor een prikkie een scooter huren, dus ik ben lekker gaan toeren door de provincie. Prachtig om te zien hoe mensen op het platteland rijst oogsten: ze leggen het uit in de zon, zeven het, slaan het kaf eraf.
Na een tijdje gingen alle stranden en natuurparken dicht en kon je alleen nog in de stad scooteren. Toen ben ik in mijn kamertje –niet meer dan vier muren en een matras op de grond– alvast literatuurstudie gaan doen voor mijn stage. Anderhalve maand heb ik bijna alleen maar binnen gezeten. Mensen waren bang voor mij als Europeaan. Zodra ik een restaurant binnenkwam, stonden alle gasten op en liepen weg. Ik probeerde daarom op andere tijden eten te halen.
Zodra ik een restaurant binnenkwam, stonden alle gasten op en liepen weg
In de tweede maand kon ik één dag naar mijn stageplek; in de vierde maand nog een paar dagen. Ik zou onderzoek doen voor een bedrijf dat suiker maakt uit het sap van kokospalmbloemen. Door klimaatverandering is de grond helemaal verdroogd. Ik zou kijken hoe de grond meer water kon vasthouden, door bijvoorbeeld planten neer te zetten onder de bomen. In plaats van de werkwijze van een paar honderd boeren heb ik die van maar vijf onderzocht. Uiteindelijk kon ik toch een goed rapport schrijven over de hoofdknelpunten.
Voordat ik het dorp in mocht, moest ik een coronatest halen. In de wachtkamer zat iedereen dicht achter elkaar in een superkleine ruimte zonder ventilatie. Bij de test namen ze je bloeddruk op en vroegen ze of je gezond was. Dat was het. Hoe erg het virus toesloeg in de omgeving, weet ik niet. De overheid zei er niks over. En ziekenhuizen werden niet per se voller, want een zorgverzekering en coronatest kunnen mensen niet betalen. Zelf had ik in overleg met de verzekering een protocol gemaakt zodat ik wel terechtkon in een ziekenhuis. Ook had ik een voorraadje eten, drinken en medicijnen aangelegd.
De lokale bevolking is sterk afhankelijk van toerisme. Nadat het land op slot ging, begonnen mensen honger te lijden en uit pure armoede te stelen. Je zag steeds meer politie op straat. Mensen hielden hun ramen en deuren ook dicht, omdat ze dachten dat corona zo buiten zou blijven. Op een keer werd ik bespoten met chloor om me te ‘ontsmetten’. Ook de snelwegen spoten ze vol chloor. De boeren waren de meest gastvrije mensen die ik ooit heb ontmoet. Het liefst stoppen ze je de hele dag vol met eten. Het was wel lastig om dan aan het werk te gaan. Voor die mensen is het al gauw onbeleefd als je niet blijft theedrinken.
Het spannendste moment was toen ik na een maand proberen eindelijk een ticket had voor de terugvlucht. Vaak werd zo’n vlucht een paar uur van tevoren weer geannuleerd. En inderdaad, toen ik op het vliegveld kwam, bleek geen enkele vlucht meer te gaan. Alleen die van mij!
Nee, ik heb er geen spijt van dat ik ben gegaan, al zat ik soms best in de stress. Ik houd erg van avontuur en wil graag nog eens terug. Niet om te werken, maar om te backpacken.”
De basisschoolleerling: Gezellig halfuurtje via Google Meet
Emma Jacobse (10) uit ’s-Gravenpolder, zit in groep 7a van de Julianaschool
„Plotseling was het nieuws er die maandagochtend: de scholen moeten dicht. Dat was gek; ik zag het niet aankomen. Ik had ook nog geen spullen voor thuisonderwijs. Gelukkig hadden mijn juf en meester het snel opgelost. In de periodes dat we thuis moesten werken, maakten ze uitlegfilmpjes die ze op internet zetten. Dat deden ze goed. Meestal begreep ik de opdrachten wel als ik zo’n filmpje had gezien. Verder gingen we elke dag een halfuurtje met de hele klas videobellen, via Google Meet, voor de gezelligheid. Klasgenoten vertelden dan belangrijke nieuwtjes. Dat er iemand ziek was, bijvoorbeeld, of iemand vertelde dat hij een broertje of zusje zou krijgen.
Soms maakte de juf een quiz voor tijdens het gezellige halfuurtje. Ze had een keer allemaal oude foto’s en leuke weetjes van alle leerlingen verzameld. Die liet ze via Google Meet zien en dan moesten we raden: wie is wie?
Thuis moest je het meer alleen doen. Ik heb een oudere broer, een zusje en een broertje die ook op school zitten, maar die hadden hun eigen schoolwerk. In een klas doe je nog weleens iets in groepjes, of je vraagt een buurman of -vrouw om te helpen, maar dat kon thuis niet. Gelukkig was mama er om me te helpen. Zij is juf geweest, dus ze kan goed uitleggen.
Vooral de leuke vakken heb ik gemist. Muziek en tekenen en zo. Dat we geen gym hadden vond ik minder erg, want ik ben niet zo sportief. En dat we voor topo geen plaatsnamen uit ons hoofd hoefden te kennen, was ook wel fijn. In plaats daarvan kregen we een opdracht waarbij we steden en landen via internet mochten opzoeken. Dat was lekker makkelijk.
We hoefden ook geen catechismusvragen meer te leren, want de meester kon ze niet overhoren.
Wat ik wel fijn vond aan thuisonderwijs: je kon meer in je eigen tempo werken. Als de juf bezig was met een lange uitleg over iets wat ik toch al begreep, zette ik het filmpje gewoon uit en begon de opdrachten te maken.
Dat de scholen dicht moesten en de regering allerlei andere maatregelen nam, begreep ik wel, maar het voelde een jaar geleden toch een beetje gek. Hier in Zeeland was bijna niemand ziek, dus het was lastig om te beseffen dat er echt iets aan de hand was.
Het is erg vervelend dat we op zondag haast niet naar de kerk kunnen. Thuis luisteren is niet helemaal echt. Het is wel een kerkdienst, maar anders. In de eerste weken, toen we nog geen beeld hadden, was het lastig om op de bank de aandacht erbij te houden. Je moet toch érgens naar kijken, maar daardoor keek je snel naar dingen die je afleidden. Gelukkig duurde het niet lang voor er een camera in de kerk kwam.
Het is erg vervelend dat we op zondag haast niet naar de kerk kunnen
We hebben een paar weken geleden een dominee gekregen. Heel fijn. Dat ik niet naar de bevestigingsdienst kon is wel vreemd en jammer. Daar was ik graag bij geweest.
In de meivakantie zouden we op vakantie gaan, maar dat moesten we door de lockdown annuleren. En in de zomer konden we vanwege het werk van papa niet weg. Dus ik ben het afgelopen jaar helemaal niet op vakantie geweest. Gelukkig is het thuis altijd gezellig. Met elkaar doen we soms ook leuke dingen. Door corona hebben we bijvoorbeeld geocaching ontdekt. Dat doen we nu af en toe, en dat is superleuk.
Aan het begin van de eerste lockdown was alles heel vreemd, maar je dacht: het is over een paar weken of maanden wel voorbij. Nu weet ik niet hoe lang het nog gaat duren. Dat is wel lastig, want daardoor ben ik de meeste maatregelen inmiddels wel zat.
Sommige regels vind ik goed. De avondklok mag van mij nog veel langer duren; dat is wel lekker rustig. Maar verder vind ik dat Rutte en die anderen het prima doen. Deze situatie is voor niemand leuk, dus.”