Niet naar school zonder pokkenbriefje
Vaccinatie is een heet hangijzer in bevindelijke kringen. Ben je voor, ben je tegen, of blijf je maar twijfelen? Nieuw is de discussie bepaald niet: ze wordt al eeuwenlang gevoerd. Maar elke periode in de geschiedenis heeft zo zijn eigen toespitsing.
”Als je tegen vaccineren bent, sta je hoger aangeschreven”, kopte het Algemeen Dagblad onlangs. In het bijbehorende artikel werd voor een seculier publiek uitgelegd waarom sommige mensen in bevindelijk-gereformeerde kringen tegen vaccineren zijn. „Zij leggen hun lot liever in handen van God, op wie zij vertrouwen.”
Hoogleraar religiegeschiedenis Fred van Lieburg, die in het bewuste artikel aan het woord kwam, gaf een verklaring vanuit de geschiedenis: al in de negentiende eeuw gingen orthodoxe stromingen „de principiële weigering uitdragen om zich te onderscheiden van de rest.” „Vaccins werden symbool van een anti-religieuze ontwikkeling. Dat is het startpunt van de discussie die we vandaag de dag nog voeren.”
Vroomheid
Ik heb het artikel met interesse gelezen, maar ook met een wat dubbel gevoel. Aan de ene kant zie ik hoe er een poging gedaan wordt de bevindelijke argumenten tegen vaccineren zo objectief mogelijk weer te geven en vanuit de geschiedenis te verklaren. Aan de andere kant, als je de discussie van binnenuit kent, zoals ik, overvalt je hier en daar ook een gevoel van vervreemding. Bijvoorbeeld bij zinnen als: „De afkeer van vaccinatie is een groepskenmerk in bepaalde kringen, het bepaalt de mate van vroomheid en zuiverheid. Als je tegen vaccineren bent, sta je hoger aangeschreven.”
Ik snap wel dat het zo kan werken, dat groepsdwang ook in de vaccinatie-discussie een rol kan spelen, dat mensen elkaar om hun standpunten kunnen veroordelen en dat hun motieven zeker niet altijd honderd procent onzelfzuchtig vroom zijn – zoals in álle discussies.
Maar tegelijkertijd, jezelf op de borst slaan vanwege een anti-vaccinatiestandpunt? Daarmee te koop lopen bij anderen? Status ontlenen aan je principiële keuzes? Niets menselijks is bevindelijk gereformeerden vreemd, maar toch herken ik dat absoluut niet bij degenen voor wie al dan niet vaccineren oprecht een kwestie van geloof is. Zij zijn er vaak zwijgzaam over, ze bidden ervoor en worstelen ermee.
Traditie
In dit artikel wil ik wat dieper ingaan op de rol die de geschiedenis speelt in de vaccinatiediscussie. De bedoeling is niet om partij te kiezen of de diverse argumenten tegen elkaar te gaan afwegen. Het enige wat ik hier wil doen, is laten zien hoe de traditie van vrome voorouders met een doorleefd, bevindelijk geloof een enorm gewicht aan de discussie hangt. Maar ook: hoe de geschiedenis laat zien dat diezelfde voorouders in hun tijd evenzeer worstelden en van mening verschilden op dit punt.
Pokken, dat was de gevreesde ziekte waartegen in de achttiende eeuw een vaccin werd uitgevonden. Het was in die tijd behoorlijk gevaarlijk om gevaccineerd te worden – geen wonder dat overal in de westerse wereld medische en religieuze bezwaren en protesten rezen. Ook in Nederland. Drie inzichtgevende verhalen uit de Nederlandse geschiedenis krijgen op deze pagina in afzonderlijke kaders aandacht: het meningsverschil tussen de Réveilmannen Capadose en Da Costa, de strijd om het pokkenbriefje en de poliouitbraken in de Biblebelt. Waarbij je je de vraag kunt stellen: wat is er in de loop van de eeuwen veranderd, wat is er hetzelfde gebleven? Er zijn een paar dingen die opvallen.
Mij trof allereerst de persoonlijke worsteling van de mensen van Réveil en Afscheiding. Voor hen was de vaccinatiekwestie geen theoretische discussie waar je mate van bevindelijkheid aan afgemeten kon worden, het was echt een zaak van geloof, van totale overgave aan Gods voorzienigheid, en vaak ook van grote offers. Deze mensen waren geen christenen die makkelijk zeiden: God zal ons wel beschermen als we Hem maar dienen. Integendeel. Dikwijls pakte het in hun leven juist anders uit.
Worsteling
Isaac da Costa verloor een zoon aan de pokken, net als de vader van de Afscheiding, ds. Hendrik de Cock. Ook de echtgenoot van Marianne van Hogendorp, een van de vrouwen van het Réveil, stierf aan de pokken. Dat moet vreselijk geweest zijn, en het kan niet anders of de nabestaanden zullen zichzelf de moeilijke vraag hebben gesteld: Had ik het anders moeten doen? Na veel worsteling besloot Da Costa zijn dochtertje alsnog te laten inenten, maar Van Hogendorp maakte als weduwe een andere keus: „Zou ik nu de God met Wie ik aldus werkzaam mocht zijn en Die mij in dat werk zo bijzonder zegende, niet ook de verdere zorg van mijn kinderen toevertrouwen en Hem in het minste vooruitlopen?”
In de vele, vele pamfletten en brochures die in latere jaren aan voorzienigheid en vaccinatie zijn gewijd, komen hun verhalen met regelmaat terug. Hun argumenten ook. Tegenstanders benadrukken in het voetspoor van Abraham Capadose de gevaren van vaccinatie, die een gezond mens ziek maakt. Ze wijzen op het vooruitlopen op Gods voorzienig bestuur, en op de hoogmoed van de mens, die zich onafhankelijk waant. Voorstanders benadrukken de middelen die in Gods voorzienig bestel door de mens zijn ontwikkeld. In afhankelijkheid en gebed mag daar volgens hen gebruik van gemaakt worden, ook omdat je daarmee niet alleen jezelf, maar ook je naasten en de hele samenleving beschermt.
Vanaf het begin zijn er in de gereformeerde gezindte –die term stamt uit Réveilkringen– drie standpunten mogelijk: niet alleen voor en tegen vaccinatie, maar ook het standpunt dat vaccinatie een zaak is van het persoonlijke geweten, waarbij ieder voor zich een beslissing moet nemen. En die beslissing kan dan onder mensen uit dezelfde kerk en dezelfde kring verschillend uitpakken.
In de loop van de eeuwen is de discussie op sommige punten een beetje verschoven. Na de voortrekkers van Réveil en Afscheiding kwamen er nieuwe generaties, die konden terugvallen op de al eerder geformuleerde argumenten. Keuzes voor of tegen konden zodoende mede worden bepaald door de groep waar je bij hoorde, of door de gedachte dat je maar het beste kon volgen wat ”Gods volk” ervan gedacht had. Maar ook in deze periode waren er mensen die zeer persoonlijk en existentieel met het vraagstuk bezig waren.
Pokkenbriefje
Extra lading kreeg de vaccinatiediscussie in de negentiende eeuw, doordat er in politiek en samenleving veel vanaf hing. Tientallen jaren lang mochten kinderen niet naar school, als ze geen bewijs van inenting (het pokkenbriefje) konden laten zien. Christelijke politici streden verwoed tegen deze ”vaccinatiedwang”, waar vooral de ”kleine luyden” met gewetensbezwaren het slachtoffer van waren. Pas toen Kuyper en Kersten en de hunnen op dit punt de overwinning hadden behaald en de scholen weer alle kinderen, met of zonder pokkenbriefje, toelieten, verdween de overheidsdwang als factor in de besluitvorming.
In de latere twintigste eeuw werd de discussie het sterkst gevoerd rond ernstige uitbraken van polio in diverse reformatorische dorpen. In deze periode veranderde het medische argument enigszins van karakter: van het enorme risico dat kinderen alleen al van de inenting doodziek werden of stierven, was bij het poliovaccin (anders dan bij het pokkenvaccin) volgens medici geen sprake. Terwijl intussen preventieve gezondheidszorg op andere punten wél geaccepteerd werd. Dat maakte dat het medische argument gradueel aan kracht inboette.
De vaccinatiediscussie wordt dus weliswaar al lang gevoerd, en verloopt ook steeds ongeveer langs dezelfde lijnen, maar tegelijk is er sprake van subtiele verschuivingen in de loop van de tijd. Wat logisch is, gezien de steeds veranderende context.
Foetussen
Ook in de huidige discussie rond het coronavaccin voegen tegenstanders van vaccinatie weer nieuwe argumenten aan de oude toe. De vraag wordt bijvoorbeeld gesteld of er gebruikgemaakt is van geaborteerde foetussen bij het ontwikkelen of produceren van het vaccin – dat is een vraag die een halve eeuw geleden nog niet speelde. Maar ook argumenten van antivaxxers en complotdenkers worden soms makkelijk overgenomen: ”Je weet niet wat ze precies in je spuiten”, ”Het is vast niet veilig”, ”Probeert de overheid ons op deze manier misschien onder controle te krijgen?” Waar zulke argumenten de overhand nemen, raakt de vaccinatiediscussie zelfs enigszins los uit de historische, bevindelijke context.
Wat de eeuwen door intussen sterk hetzelfde bleef: het gelovige argument dat het Gods voorzienigheid is die alle dingen regeert, en dat het niet goed is om je vertrouwen op een vaccin te stellen – of op medicijnen, of op je eigen kracht en gezondheid, of op vitamine D, of op je verstand, of op je vrome keuzes, of op wat dan ook waarin je je zekerheid zoekt en probeert het leven onder controle te hebben. Dat is het punt waar voorstanders, tegenstanders en twijfelaars elkaar uiteindelijk in kunnen vinden – in hun beste ogenblikken. Vanuit de bevindelijke traditie kunnen ze het zelfs op eenzelfde manier ervaren en verwoorden: áls ze al in overgave aan Gods leiding leven, en niet op allerlei andere dingen vertrouwen, dan is dat niet iets wat ze zomaar uit zichzelf voor elkaar gekregen hebben.