Martelaren houden ons op een ernstige manier bij de les
In de inleiding van ”Aansporing tot het martelaarschap” treft Luite Kooij direct de goede toon. Het christelijk martelaarschap is historisch gezien in het vroege christendom terug te vinden.
Maar, niet minder present is het martelaarschap ook vandaag. Ook in Lahore (Pakistan) worden christenen nog steeds op grote schaal vervolgd. In Egypte hebben de kopten vervolging als het ware in hun DNA. Hoe keek Origenes aan tegen het martelaarschap? Daarover gaat het in zijn boek ”Aansporing tot het martelaarschap”.
De opdracht van Christus om Zijn getuigen te zijn leidde in de Vroege Kerk tot lijden omwille van Zijn Naam en tot martelaarschap. Het getuigen werd in de Joodse en heidense context niet gedoogd en de betrokkenen werden daarvoor gestraft, vervolgd en gedood.
Deze parallel is ook naar vandaag door te trekken. Ook nu wordt de kerk op veel plaatsen in de wereld niet gedoogd maar wel ernstig vervolgd. Moeten we dan het getuigen opgeven? De Vroege Kerk laat zien dat zij dat juist niet deed, met alle gevolgen van dien. Maar dat het getuigen ook leidde tot de overwinning. Daarom is het belangrijk dit getuigen niet te vergeten en het te blijven gedenken.
Geen heiligenverering
Abraham Kuyper gaf om die reden de ”Geschiedenis der Martelaren” opnieuw uit in 1881. Het werd geschreven in 1559 door de Antwerpse predikant Haemstedius. Waarom gaf Kuyper het eigenlijk opnieuw uit? „Niet om een bepaalde vorm van heiligenverering te introduceren, maar om God te eren, die in levens van gewone mensen zulke grootse dingen heeft gedaan.” En er was nog een tweede reden voor deze heruitgave: „Om de huidige lezer aan te sporen tot een ernstige levenswandel.”
Organisaties als Open Doors en SDOK doen daarom niet alleen een beroep op het geweten, maar ze maken ons er bovendien van bewust dat we nooit mogen verslappen in ons getuigenis van Jezus Christus. Ze houden ons op een ernstige manier bij de les. We mogen niet wegkijken van onze vervolgde broeders en zusters, waar ook ter wereld.
De titel van het geschrift van Origenes laat aan duidelijkheid niets te wensen over: het is een aansporing tot martelaarschap. Wat houdt dit in? Het gaat er allereerst om ervan te getuigen dat we Jezus Christus als onze God, Heere en Zaligmaker erkennen. Het gaat dus om het belijden van de Zoon.
Wat de gevolgen hiervan zullen zijn, daarover moeten degenen die Hem belijden zich geen zorgen maken, zegt Origenes. Want God zal degenen die Hem belijden voortdurend kracht geven en bovendien het eeuwige leven. Het lichaam kan worden gedood, maar de ziel kan niet worden gedood.
Origenes wijst zijn lezers in dit geschrift onder meer op het grote belang van de doop. Als christen ben je gedoopt en samen met Christus gestorven en begraven. Daarom mag je de Zoon niet verloochenen. Martelaren die niet gedoopt zijn voordat ze hun belijdenis afleggen en desondanks toch het martelaarschap moeten ondergaan, worden door hun martelaarschap gereinigd en op die manier gedoopt.
God beproeft niet boven vermogen en belooft aan Zijn kinderen om hen in alle opzichten nabij zijn. Ook in de vervolging en in het martelaarschap. Hij zorgt voor het kleinste vogeltje, voor elk musje, en daarom zeker en beslist voor de martelaar die –heel bijzonder– dezelfde beloften als de apostelen ontvangt. We hoeven niet bang te zijn, want God zorgt voor ons. We mogen daarom niet twijfelen aan Zijn beloften.
Origenes noemt in het geschrift het voorbeeld van de drie jongelingen in de vuuroven, een in het vroege christendom bekend en hoopgevend voorbeeld. Immers, in deze geschiedenis laat God zien dat Zijn macht uitgaat boven welke aardse macht dan ook.
Diep verlangen
De noodzaak van het getuigen staat in het geschrift centraal. Dat dit betekent dat de getuige daardoor zijn of haar leven verliest is niet het belangrijkste. Door de dood van het lichaam worden we met God verenigd omdat de ziel van het lichaam gescheiden wordt.
Zij die God met heel hun ziel liefhebben hebben volgens Origenes ook een diep verlangen om bij God te zijn. Daarom is voor hen het aardse lichaam relatief. Dit betekent voor Origenes ook dat deze gelovigen gemakkelijk van dit aardse lichaam loskomen. Zij kunnen zonder schrik en aarzeling het „zwakke lichaam” achterlaten als dat moet, om „de zonde” achter te laten. En als zij net zoals de apostel bidden: „Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods?” dan zal hun gebed worden verhoord.
Actueel
Het lezen van Origenes’ ”Aansporing tot het martelaarschap” maakt duidelijk hoe actueel de inhoud van zijn schrijven is. Het brengt ons op een heldere manier bij de kern van het Evangelie.
Tegelijk zou ik er nog iets aan toe willen voegen: laten we de rijke boodschap van het Evangelie ook als een kostbaar goed belijden en verdedigen. Zij die ongerechtigheid doen en anderen vervolgen handelen tegen Gods gebod. We moeten Christus belijden als de Zoon van God en als onze Verlosser, dat leert deze aansporing ons.
Maar tegelijk mogen we en moeten we zelf strijden tegen alle vormen van onrecht en vervolging van de mens. De mens is het die als kroon van de schepping het laatst werd geschapen, naar het beeld van God. De Psalmen wekken ons voortdurend op om deze strijd voor de gerechtigheid te voeren en hierin niet te verslappen, omdat deze strijd uiteindelijk leidt tot eer van God en heil van onze naaste. Ik wil deze parel uit de Vroege Kerk daarom van harte aanbevelen. Een voorbeeldige uitgave met rijke inhoud.
Boekgegevens
Aansporing tot het martelaarschap, Origenes, vertaald en ingeleid door L. T. Th. Kooij; uitg. Brevier; 187 blz.; € 19,50