Na bezinning door kerken pas visie op genderideologie
Het christelijk huwelijk als de exclusieve, levenslange verbintenis van één man en één vrouw moet worden hooggehouden. Genderideologie daarentegen moet worden bekritiseerd. Dat is reden voor gezamenlijke bezinning, over kerkmuren heen. Maar een snel, klip-en-klaar statement voor de bezinning uit, zoals de zogenaamde Nashvilleverklaring is, leidt alleen maar tot brokken.
Onlangs viel te lezen dat de uitdagingen waarvoor homoseksualiteit de kerken stelt, zou vragen om een nieuw belijden (RD 6-12). Hoewel er inderdaad grote uitdagingen zijn en op de achtergrond fundamentele vragen spelen, zouden wij toch voorzichtig willen zijn om de grote woorden ”nieuw belijden” te gebruiken. Daardoor raakt de term ”belijden” aan inflatie onderhevig.
De vergelijking van de vragen rond homoseksualiteit met het belijden van de Duitse kerk in de Barmer Thesen, ten tijde van het nazisme, lijkt ons dan ook te vergaand. Inhoudelijk blijven de teksten ook achter bij de diepgang van het gereformeerde belijden.
Exclusieve verbintenis
Intussen krijgen tal van predikanten per e-mail de vraag om de zogenaamde ”Nashville declaration” over homoseksualiteit te onderschrijven (RD 27-12). Die verklaring neemt stelling voor het christelijk huwelijk en tegen „het aannemen van een transgender- of homoseksuele identiteit”, aangezien deze niet „overeenkomt met Gods heilige bedoelingen in schepping en verlossing”.
Nu lijkt het ons van groot belang om in onze tijd de waarde van het christelijk huwelijk als de exclusieve, levenslange verbintenis van één man en één vrouw hoog te houden. De genderideologie, die alle biologische en andere verschillen tussen man en vrouw wil uitwissen, verdient stevige christelijke kritiek.
Toch zullen wij deze verklaring niet tekenen. We hebben geaarzeld om daarmee naar buiten te treden. Toch doen we dat, met het oog op predikanten die niet weten wat ze ermee aan moeten en met het oog op hun gemeenteleden. Vier overwegingen geven de doorslag.
Schuldbelijdenis
- Ten eerste mist de genoemde Nashvilleverklaring de nodige pastorale gevoeligheid. Deze verklaring lijkt te suggereren dat homoseksuelen kunnen genezen. Is gewogen tot welke nood, zelfs wanhoop, deze suggestie die homoseksuele broeders en zusters kan brengen?
Wie als reformatorisch christen ontdekt homoseksueel te zijn, kan zich toch al zo enorm eenzaam voelen. Durven mensen hun geaardheid nog ter sprake te brengen? Dat is nu al een enorm moeilijk punt. En nu verenigt de gereformeerde gezindte zich (zo lijken de opstellers te beogen) rond een statement, een verklaring, tegen homoseksuelen en transgenders.
De verklaring hanteert een opvatting over homoseksualiteit die voorbijgaat aan de ingewikkelde discussie over ”nature” (aanleg) en ”nurture” (opvoeding). De omschrijving van homoseksualiteit als het „aannemen van een identiteit” doet geen recht aan de nood van velen die helemaal niets aan te nemen hebben, maar homoseksueel gericht zijn.
- Een tweede overweging: het is nogal gemakkelijk om vooral de zonden van een ànder te belijden. Heteroseksuele mannen, vaak met bevoorrechte en invloedrijke posities in de kerk, verenigen zich rond een statement dat homoseksuele mannen en vrouwen aanspreekt.
SGP-senator Diederik van Dijk gaf eerlijk uiting aan zijn aarzeling op dit punt (RD 28-11). Zal het effect niet zijn dat homoseksuele mensen nog eerder dan nu al het geval is de kerk zullen verlaten? Op zijn minst zullen tonen van schuldbelijdenis aangeslagen moeten worden over hoe de kerk in het verleden met homoseksuele broeders en zusters is omgegaan.
Luisteren naar de Schrift
- De derde overweging is de belangrijkste. Het Nashvillestatement lijkt een radicaal heldere oplossing te bieden voor een complex probleem, maar mist de theologische diepgang en nuance die nodig zijn.
Neem nu het vijfde artikel van ‘Nashville’, waarin wordt gesteld dat „de verschillen tussen mannelijke en vrouwelijke geslachtsorganen integraal onderdeel zijn van Gods doel voor ons zelfverstaan.”
Dat is niet de toonhoogte van de Bijbel, van het Hooglied. Het is ook niet de taal van een confessie, maar van een beleidsdocument. De Schrift gaat er dan ook niet bij open: het verbaast niet dat het oorspronkelijke document geen enkele verwijzing naar een Bijbeltekst bevatte. Eerlijk luisteren naar de Schrift is echter een eerste vereiste.
- Ten vierde is het te voorziene effect van dit soort verklaringen dat er een sjibbolet bij komt. Christelijk Nederland had er al geen gebrek aan.
Uiteraard is het niet de bedoeling van de opstellers om verdeeldheid te zaaien, maar juist om tot eenheid op te roepen. Maar als die eenheid niet kerkelijk is, maar de vorm krijgt van een handtekeningenactie, gaat daar een effect van uit. Denk aan de druk op mensen die nog niet tekenden. Want wie de verklaring krijgt, kijkt eerst naar de lijst namen onderaan. Dat lijkt ons geen goede manier van doen onder christenen.
Als er dan helder en in geval van nood belijdend gesproken moet worden, is dat juist een kerkelijke zaak en geen particulier initiatief. De ware eenheid is christelijk gezien immers een kerkelijke eenheid.
Verootmoediging
Te vrezen is dat het probleem dieper zit. Ook de kerk raakt geïnfecteerd met wat in onze samenleving al langer woedt: de extremen krijgen de meeste aandacht. Je moet zo helder en consequent mogelijk zijn in je standpunt. Populisten gedijen er wel bij. De werkelijkheid is echter vaak complexer. Daarom hoeven we nog niet met meel in de mond te spreken, maar wel met uiterste voorzichtigheid, voordat we met grote woorden over belijden en afwijzen maximale duidelijkheid willen scheppen.
In dat licht baart het zorgen dat de Vroege Kerk de belijdenis aangaande Christus verwoordde, de Reformatie de genadeleer in confessies vastlegde, terwijl wij in deze eeuw kennelijk niet verder komen dan ethische statements over anderen. Dat is geen vooruitgang.
Ook wij vinden dat het christelijk huwelijk hooggehouden moet worden en dat genderideologie daarentegen bekritiseerd moet worden. Dat is reden voor gezamenlijke bezinning, over kerkmuren heen. Wie weet leidt dat tot een gezamenlijke uitkomst. Maar een snel, klip-en-klaar statement voor de bezinning uit leidt tot brokken.
Zou het kunnen dat de behoefte aan statements ermee te maken heeft dat we de Schrift niet meer tegen onszelf in lezen, maar met onszelf mee? Waar is in dit alles de gestalte van de gebroken en verslagen geest, van het besef van onze schuld, omdat we wel over het christelijk huwelijk gesproken hebben, maar er zo weinig van hebben laten zien? Waar is de verootmoediging omdat het ons maar niet lukt aan onze jongeren duidelijk te maken waarom het leven naar Gods geboden een vreugde is?
Lofzang
De dichter van Psalm 119 ging uitgebreid zingen van Gods wet, want niets is zo goed als het gaan van de weg van Gods geboden. Zolang we de toon van die lofzang, die ook in onze belijdenis schuilt, niet weten te treffen, past enige terughoudendheid. Het zou maar zo kunnen blijken dat we de breuk op het lichtste helen en dichtsmeren waar de echte pijn zit: dat ook wij, en ook kerkelijke leiders, zelf te weinig vanuit Christus leven.
De auteurs zijn hoogleraar systematische theologie respectievelijk hoogleraar praktische theologie aan de Theologische Universiteit Apeldoorn (TUA).