Een poosje terug schreef ik met enkele broeders in het Reformatorisch Dagblad een artikel over homoseksuele relaties en het lhbt-debat. Het stuk kende twee hoofdelementen. Bewogenheid met de homoseksuele medemens én op grond van de Bijbel een afwijzing van homoseksuele relaties.
Het is de eeuwenoude, christelijke visie op homoseksualiteit. C. S. Lewis zou dit scharen onder het onversneden christendom, dat gedurende vrijwel de gehele christelijke traditie gemeengoed is geweest. Nu deze visie onder vuur ligt, zelfs binnen kerken, is het geboden om daarvoor op gepaste momenten op te komen. Dit dient te gebeuren met een houding die zich kenmerkt door 3 B’s: bewogen, beslist en biddend.
Toch voelde ik mij na de desbetreffende publicatie leeg, vermoeid en somber. Het valt niet altijd mee om bij jezelf te achterhalen waar zo’n knagend gevoel vandaan komt. Is het angst om ondubbelzinnig op te komen voor Gods Woord? Benauwd dat mensen misprijzend naar je zullen kijken? Dat zou zomaar kunnen. Ik ben van karakter een dramatische piekeraar en zeker geen held.
Maar misschien is het ervaren ongemak er vooral omdat je schrijft over medemensen die worstelen met intense gevoelens die je zelf niet kent. Je blijft dus zelf buiten schot en dat geeft zomaar iets ongemakkelijks aan je boodschap, ook al geloof je daar zelf van harte in. Je roept anderen op een zwaar kruis te dragen dat je zelf niet meetorst. Dan is het allemaal weer eens goed gezegd, maar kan het toch een goedkoop effect hebben.
Bovendien, voor je het weet, straal je uit dat jij als hetero beter bent dan een homoseksueel. Moreel net iets zuiverder dan die ander. Alsof ik niet evenzeer als ieder ander, en waarschijnlijk veel meer, moet leven van genade. We zijn allen van dezelfde lap gescheurd en mijn dagelijkse zonden bepalen mij voortdurend bij deze werkelijkheid.
Daarnaast riep het artikel ontzettend boze en heftige reacties op. Dat verbaast niet, maar je vraagt je wel af wat nu de vrucht ervan is. Werkt het niet averechts? Lokt het niet veel spot uit?
De naam van onze Schepper werd in vele reacties besmeurd en voor velen is het een onderstreping dat het christelijk-reformatorisch geloof een onbarmhartig verhaal vormt. Dat is het laatste wat je wilt overbrengen. We geloven dat God Zijn geboden niet geeft om ons te bezeren, maar om ons op de goede weg te leiden. Dat wil je overbrengen. Maar hoe kun je vanuit de Bijbel homoseksuele relaties afwijzen en tegelijkertijd geborgenheid en veiligheid bieden aan mensen met homoseksuele gevoelens? Dat blijkt moeilijk te zijn. Als ergens onze gebrokenheid en onvolkomenheid zichtbaar worden, dan is het wel in het bij elkaar houden van deze schijnbaar onverenigbare noties.
Het meeste ongemak zit echter elders. Tweeduizend jaar geleden werd er door de Farizeeën een vrouw bij Jezus gebracht die betrapt was op overspel (Joh. 8). Die moet toch zeker gestenigd worden, zo vragen de godsdienstige leiders aan Jezus. De omstanders kijken nieuwsgierig toe. Vervolgens vindt er dat raadselachtige tafereel plaats. Jezus geeft geen antwoord, maar schrijft in het zand.
Er is veel nagedacht over wat Jezus schreef op dat moment. We zullen het nooit weten, want de Bijbel houdt dit verborgen. Ik denk echter dat Jezus niets bijzonders schreef. Door in het zand te schrijven, bereikte Christus iets anders. De aandacht werd verlegd van die vrouw en die Farizeeën naar Christus. Niet de beklaagde stond meer centraal, niet de aanklagers, niet de omstanders, maar Jezus trok alle ogen naar Zich toe.
Hierin ligt uiteindelijk mijn knagende ongemak besloten. De diepste wens van de schrijvers van het genoemde artikel bereik je niet via opiniepagina’s, hoezeer het ook geboden is om geregeld publiek het gezag van de Bijbel op alle levensterreinen te belijden. Die wens is dat we allen, voor het eerst en steeds weer opnieuw, alleen nog maar Christus zien. Want alleen wie op Christus ziet, buigt voor Gods Woord. En alleen wie voor Gods Woord buigt, ziet op Christus.
De auteur is directeur van de NPV en senator voor de SGP.