Bij alle fraaie woorden over het klimaatakkoord wordt één belangrijk aspect vergeten. Duurzaamheid zit hem niet in dure aanpassingen, maar in gedrag.
Om draagvlak te creëren voor de ambitieuze energietransitie die de politiek voorstaat, is meer nodig dan de eenzijdige focus op het verwarmen van woonhuizen. Eerst werd net gedaan alsof we de klimaatproblemen in één klap konden oplossen door de gloeilamp in de ban te doen, nu lijkt het alleen nog te gaan over isolatie en warmtepompen. Zo lopen we als maatschappij omzichtig om de kern van het probleem heen en durft niemand te wijzen op de eigen verantwoordelijkheid van de burger.
Alle maatregelen lijken gericht op een rimpelloze voortzetting van de huidige manier van leven, zonder daarbij ook maar iets te hoeven inleveren aan comfort en keuzevrijheid. Telkens weer wordt technologie gebruikt als een soort tovermiddel om de sporen uit te wissen van een levensstijl die in de kern verkwistend is en slechts bedoeld lijkt om de behoeftes van het individu te bevredigen. In dat hedonistische krachtenveld is geen plaats voor moralisme, soberheid of zelfopgelegde zuinigheid.
Het industriële kapitalisme heeft veel voorspoed, comfort en welvaart gebracht, maar het is tegelijk een systeem dat de hebzucht aanwakkert en zich lastig laat beteugelen. In de kern gaat het bij het klimaatprobleem namelijk om twee zaken die vaak onbenoemd blijven en in de huidige discussie in elk geval ongemoeid worden gelaten: ongebreidelde consumptie en onvermoeibare reislust. Om echt iets te veranderen, zal er dus ook iets moeten veranderen aan onze kooplust en mobiliteit.
Het heeft weinig zin om woningen energiezuinig te maken of zelfs geheel energieneutraal zolang er massa’s mensen zijn die zonder nadenken het vliegtuig nemen voor een zonvakantie, een tussenjaar, een wereldreis, een citytrip, een buitenlandstage of familiebezoek.
Bij een klimaatneutrale wereld hoort een kleinere wereld waarin we weer heel anders tegen afstanden aan gaan kijken en journalisten niet langer klakkeloos opschrijven dat een bestemming zich „op slechts vijf uur vliegen” bevindt.
Ook zou nog eens kritisch gekeken moeten worden naar de maximumsnelheid, die op steeds meer snelwegtrajecten is opgerekt tot 130 kilometer per uur. Het is een populaire maatregel die als het stokpaardje kan worden beschouwd van een van de regeringspartijen, maar tegelijk valt het niet goed te rijmen met de ambitieuze klimaatdoelstellingen. Niet alleen verbruiken auto’s meer brandstof bij hogere snelheden, de CO2-uitstoot van het verkeer zou in één klap met 16 procent kunnen worden verlaagd bij een maximumsnelheid van 100 km/u en zelfs met 30 procent als we nergens harder zouden rijden dan 80.
Probleem is dat de meeste mensen niet minder hard willen rijden of minder vaak het vliegtuig willen pakken, net zoals ze ook niet minder vaak en minder lang willen douchen, minder plastic wegwerprommel uit China willen kopen of structureel minder vlees willen eten. De échte energietransitie moet dus nog plaatsvinden in de hoofden van de burgers en kan pas gestalte krijgen in het volle besef dat driedubbelglas alleen zin heeft als we zelf ook dubbel zo hard ons best doen.
De auteur is schrijver en publicist. Reageren? hormann@refdag.nl