Titel:
”De pelgrimsstaf is in mijn hand. John Bunyan (1628-1688), een biografie”
Auteur: dr. H. van ’t Veld
Uitgeverij: De Banier, Utrecht, 2004
ISBN 90 336 0563 5
Pagina’s: 320
Prijs: € 24,95.
Ook al zijn er over John Bunyan in de loop der eeuwen kasten vol boeken verschenen, toch voelt dr. Henk van ’t Veld niet de minste aarzeling om de bibliotheek aan te vullen met een nieuwe biografie, ”De pelgrimsstaf is in mijn hand”. Volgens hem is het hoog tijd enkele hardnekkige mythes over de wereldberoemde evangelist uit Bedford te ontrafelen. „Ik wil een realistisch beeld van Bunyan schetsen, ontdaan van alle opsmuk.”
Al bij de entree van zijn woning springt het werk van John Bunyan, een van ’s werelds meest gelezen christelijke schrijvers, in het oog. In de hal staat een kast met tientallen vertalingen van ”The Pilgrim’s Progress”, de beschrijving van de weg die Christen aflegt voor zijn aankomst in het hemelse Jeruzalem. Van ’t Veld heeft exemplaren in de meest uiteenlopende talen: van Chinees tot Portugees, van Koreaans tot Zuid-Afrikaans. In het ene boekje heeft de voortreizende pelgrim een Aziatisch uiterlijk, in het andere een negroïde.
Ván Bunyan verscheen veel, óver Bunyan heel veel. In zijn studeerkamer toont Van ’t Veld de verzameling die hij de afgelopen jaren heeft aangelegd. Uit een rij boeken haalt hij een dun werkje tevoorschijn, geschreven door een schoolmeester uit de jaren vijftig. Met een glimlach wijst hij naar de titel, die volgens hem meer zegt over de auteur dan over de hoofdpersoon van het verhaal. ”De dappere ketellapper”, staat er in gekrulde letters op het kaft. Enkele bladzijden verder komt het romantiserend karakter van het boekje mogelijk nog sterker naar voren: pagina 5 bevat een portret van de held, uitgevoerd in zachte pasteltinten.
Typerend voor de mythevorming die rond John Bunyan is ontstaan, vindt Van ’t Veld. Niet alleen bij het brede publiek, maar ook in min of meer wetenschappelijke kring leven volgens hem allerlei misverstanden over de man die een reeks van klassiekers op zijn naam heeft staan. „Tot op de dag van vandaag verschijnen er boeken die geen recht doen aan de realiteit van het leven van Bunyan. Hij is tot Sint-Bunyan verheven. Vandaar dat ik graag een correctie wil aanbrengen.”
Cirkels
De 72-jarige Van ’t Veld, oud-rector van het Ichthus College in Veenendaal, had drie jaar nodig voor het schrijven van de biografie. Vrijwel meteen na zijn promotie op een onderzoek naar de illustraties van de zeventiende-eeuwse kunstenaar Jan Luyken in de werken van John Bunyan ging hij aan de slag. „Allerlei gegevens die ik voor mijn proefschrift niet nodig had, kwamen nu handig van pas”, aldus de biograaf, lid van een internationaal gezelschap van wetenschappers die zich met Bunyan bezighouden.
In zijn boek trekt Van ’t Veld drie concentrische cirkels. Allereerst brengt hij de politieke en de kerkelijke ontwikkelingen op nationaal niveau in kaart. De tijd waarin Bunyan leefde, was bepaald niet zonder roering: de anglicaanse staatskerk viel uiteen, een burgeroorlog bracht koning Karel I op het schavot, een brand verwoestte in 1666 een groot deel van Londen. Vervolgens zoomt Van ’t Veld in op de omgeving waarin John Bunyan optrad, het graafschap Bedfordshire. Tot slot gaat hij in op het huiselijk en persoonlijk leven van de evangeliedienaar.
Een van de misvattingen die door Van ’t Veld worden besproken is het verhaal van Bunyans armoedige afkomst. „Zijn voorgeslacht maakte bepaald geen deel uit van de laagste sociale klasse van die tijd. Zij waren vrije burgers geweest, pachters van grond en mogelijk ook grondbezitters”, aldus de biograaf. Ook van het idee dat Bunyan jarenlang als ketellapper stad en land afreisde, klopt weinig. „De man heeft dat werk in totaal niet meer dan acht jaar verricht.”
Altijd gedacht dat Bunyan baptist was. Dat beeld is volgens uw boek onjuist. Waarom?
„De historische gegevens laten niet toe Bunyan tot de kring van baptisten te rekenen. Over de doop heb ik bijna niets gevonden, ook niet in het kerkboek van de vrije gemeente van Bedford, waaraan Bunyan zich in 1655 verbond en waarin hij tot zijn dood in 1688 voorging. Zijn gemeente aanvaardde iedereen mits hij of zij een ”visible saint” was, een zichtbare heilige. Je hoefde niet per se gedoopt te zijn. Ook is in de notulen nooit melding gemaakt van overdopen.”
Wat opvalt in uw boek is dat Bunyan tijdens zijn gevangenschap grotere vrijheid genoot dan de meeste auteurs willen doen geloven.
„Laten we vooropstellen dat hij in de gevangenis soms moeilijke periodes doormaakte. Zeker toen hij in een overvolle ruimte de tijd moest doorbrengen. Maar het is niet zo dat hij twaalf jaar lang onafgebroken in een vunzige cel heeft doorgebracht, en al helemaal niet in een vunzige cel in de oude stadsgevangenis op de brug van Bedford. Ook het tafereel dat zijn blinde dochter Mary hem vanuit zijn op 2 kilometer afstand gelegen geboortedorp Elstow een pannetje soep kwam brengen, is nergens op gebaseerd. Het huis van vrouw en kinderen stond op enkele honderden meters afstand.
Bunyan genoot van tijd tot tijd grote bewegingsvrijheid, zodanig dat hij zelfs pastoraal werk in de gemeenten in Bedfordshire kon verrichten. Hij kreeg bovendien gelegenheid om te lezen en te schrijven. Zijn Bijbel en het martelarenboek van John Foxe had hij steeds bij zich. Maar al met al was hij natuurlijk wel een veroordeeld man.”
U typeert Bunyan als een pelgrim met een doorn in het vlees. Waarom?
„Bunyan was een man met ongekende kwaliteiten. Zijn verbeeldingskracht was groot. Hij leidde diverse vrije gemeenten, reden waarom men hem op een gegeven moment bisschop noemde. Nog tijdens zijn leven werden zijn spirituele autobiografie ”Overvloedige genade voor de grootste der zondaren” en vooral zijn ”The Pilgrim’s Progress” veel gelezen. In Londen trok hij overvolle kerken. Hij preekte soms voor meer dan 3000 mensen.
De man liep groot gevaar zich boven anderen te verheffen. Maar God hield hem dicht bij de grond: door het vroege overlijden van zijn moeder, door zijn blinde dochter, door jarenlange gevangenschap, door roddels over overspel met Agnes Beaumont, een vrouw die zijn samenkomsten bezocht. Op die manier moest Bunyan leren: Mijn genade is u genoeg.”
Sommige wetenschappers noemen Bunyans zwaarmoedigheid een doorn. Hoe denkt u hierover?
„Onlangs hoorde ik een lezing van een Canadese christenpsycholoog over Bunyan. Hij zei bij hem symptomen van depressiviteit waar te nemen. Daar kan ik me, als ik zijn autobiografie lees, wel iets bij voorstellen. Je merkt dat Bunyan dwangmatige gedachten heeft, bijvoorbeeld als hij schrijft dat zijn gedachten worden beheerst door verraad aan Jezus Christus. Hij had sterke ups en downs, zoals je die ook bij Luther aantreft.”
Of moet je zeggen dat Buyan grondige ellendekennis opdeed?
„Het één sluit het ander naar mijn mening niet uit. Volgens mij heeft Bunyan mede door zijn zwaarmoedig karakter meer van de ellende geproefd dan andere kinderen van God. Tegelijk zeg ik wel dat God ook hierin Zijn hand had. Hij bracht de genade van Christus helder aan het licht in het leven van Bunyan.
Dat mag mensen die te kampen hebben met depressiviteit tot bemoediging zijn. Bunyan verwees in zijn autobiografie niet voor niets naar het overvloeiende karakter van de genade. Het was er hem niet om te doen dat iedereen een even diepe weg moest afleggen. Het ging hem erom te wijzen op het heil in Jezus Christus voor zondaren.”
Alles bij elkaar besteedt u slechts enkele van de ruim 300 bladzijden aan Bunyans geloofsomgang met God. Een diepteboring ontbreekt.
„Dat heeft te maken met het feit dat Bunyan over zijn eigen leven niet veel heeft geschreven. Natuurlijk hebben we de beschikking over zijn autobiografie, maar die omvat slechts een korte periode uit zijn leven: niet meer dan vijf jaar. De andere 58 boeken die hij schreef, zijn meer dogmatisch van aard. En brieven van zijn hand zijn er nauwelijks.”
U geeft evenmin een theologische positiebepaling.
„Ik heb er bewust voor gekozen me te beperken tot de levensgeschiedenis van Bunyan. Anders werd mijn boek twee keer zo dik. Wat ik wel laat zien, is in welke context de meeste van zijn boeken zijn verschenen. Ook heb ik wat minder bekende werken voor het voetlicht gehaald, zoals zijn geschriften tegen de quakers. Tegen deze lieden, die de godheid van Christus loochenden, kon hij soms ongekend tekeergaan.”
Tegelijk schrijft u wel te constateren dat Bunyans opvattingen nogal eens in een bepaald dogmatisch raamwerk worden geperst.
„Dat zie ik inderdaad nogal eens gebeuren. Dan lijkt het alsof Bunyan maar één weg kent waarop zondaren tot Christus worden gebracht. Van daaruit ontstaan ook discussies over de vraag of het pak van schuld bij Christen niet al te vroeg van zijn rug valt. Anderen zeggen weer dat hij er te laat van wordt verlost. Ik geloof niet dat Bunyan met zijn allegorie over de christenreis heeft willen zeggen dat er slechts één weg tot Christus is. De pelgrimage van Christen is een weg, niet de weg. Christen komt immers zelf aan het eind van de reis Getrouwe tegen. Die heeft een heel ander traject afgelopen.”
Welke theologen hebben Bunyan geïnspireerd?
„Luther heeft zonder meer veel voor hem betekend. Luthers verklaring van de Galatenbrief is voor Bunyan van grote betekenis geweest, juist ook als het gaat om de verhouding tussen Wet en Evangelie. Ik denk dat Bunyan en Luther veel van elkaar weg hebben.”
In uw boek zet u vraagtekens bij Bunyans wijze van polemiseren: hij zou in een debat „onjuiste typeringen” gebruiken en „grove tegenstellingen” niet schuwen. Ontbreekt het hem soms aan fijngevoeligheid?
„In Bunyans tijd was zijn manier van doen niet buitensporig. Kijk ik er vanuit ons perspectief naar, dan zeg ik: Bunyan kiest soms harde woorden. Maar vergis je niet: de quakers tastten fundamentele geloofswaarheden aan. Het ging niet om bijzaken. Het hart van het Evangelie was in het geding.”
U heeft veel studies doorworsteld, maar u geeft in uw notenapparaat niet aan welke gegevens u uit welke bron heeft geput. Jammer!
„Misschien ben ik op dit punt in wetenschappelijk opzicht niet volledig geweest. Wat bij mij heeft meegespeeld, is de overweging dat een notenapparaat mogelijk afbreuk doet aan de leesbaarheid. Terwijl ik juist hoop dat veel mensen een eerlijk zicht op de persoon van John Bunyan zullen krijgen.
Uiteindelijk is het mij erom te doen dat mensen blijven lezen in Bunyans werken. Ook voor vandaag heeft hij veel te bieden, ook jongeren. De kracht van zijn boeken heb ik persoonlijk ervaren aan het sterfbed van mijn vader. Toen hij het einde voelde naderen, vroeg hij mij of ik een stukje uit de Christenreis wilde voorlezen. Het gedeelte ging over Christen die de doodsrivier oversteekt en geen grond onder de voeten voelt. Op dat moment schiet Hoop hem te hulp. Die houdt zijn hoofd boven water. Ik zie nog de ogen van mijn vader toen ik dat voorlas. Ze glinsterden van vreugde. Hij mocht thuiskomen, zoals alle pelgrims dat doen.”