Mogen ouders na een ivf-procedure waarbij meerdere embryo’s tot stand zijn gebracht zelf het geslacht van hun kind bepalen? Alleen in uitzonderlijke gevallen, zegt de Embryowet. Donderdag debatteert de Tweede Kamer over de vraag of het nog iets soepeler mag. Vijf vragen
Waarover gaat het debat precies?
Over het verbod op geslachtskeuze en de uitzonderingen daarop, zoals vastgelegd in artikel 26 van de Embryowet. Kern van dat artikel is dat geslachtskeuze niet is toegestaan, behalve wanneer er een risico is op een ernstige, geslachtsgebonden en erfelijke aandoening bij het kind. Dat wil zeggen: een risico op zo’n aandoening die er bij het andere geslacht (vrijwel) niet is, zoals bijvoorbeeld hemofilie A en de ziekte van Duchenne die bijna altijd bij jongetjes voorkomen. In zo’n geval mag kiezen voor een geslacht (in dit geval: voor een meisje) na een ivf-procedure wel.
Al vrij snel na de komst van de Embryowet vonden artsen en ethici dat de Tweede Kamer een categorie aandoeningen over het hoofd had gezien: erfelijk overdraagbare aandoeningen die vaker bij het ene dan bij het andere geslacht tot uiting komen, terwijl de genetische risicofactor bij beide hetzelfde is. De vorige zorgminister, Edith Schippers (VVD), gaf hen daarin gelijk. Begin 2017 kondigde zij aan de wet op dit punt te willen aanpassen; een voornemen dat Rutte III nu ten uitvoer brengt.
Over welke aandoeningen gaat het dan?
Momenteel zijn daarvan twee voorbeelden bekend: erfelijke borst- en eierstokkanker als gevolg van een defect in het BRCA1- of het BRCA2-gen én de ziekte van Leber; voluit Hereditaire opticusneuropathie van Leber (LHON) genoemd. Bij deze ziekte sterft de oogzenuw af met een gedeeltelijk of een volledig gezichtsverlies tot gevolg.
Een twijfelgeval is autisme. Vast staat dat jongetjes daar substantieel vaker mee worden gediagnosticeerd dan meisjes, maar er is vooralsnog niet aangetoond dat bepaalde uitingsvormingen van deze aandoening met een gendefect in verband kunnen worden gebracht. Dat is de reden dat geslachtskeuze wegens autisme in Nederland verboden blijft.
Hoe zal het debat gaan verlopen?
De wet is al aangekondigd in het regeerakkoord en wordt waarschijnlijk door vrijwel alle partijen gesteund, met uitzondering van de SGP. Wel hebben PvdA en SP van de wetsbehandeling gebruik gemaakt om elk snel nog een andersoortige verruiming voor te stellen, namelijk het mogen kweken van proefembryo’s voor wetenschappelijk onderzoek. Over dat voorstel zullen de oppositiepartijen PvdA en GroenLinks de liberale coalitiepartijen VVD en D66 vast stevig bevragen, maar ook daarover staat dan weer iets in het regeerakkoord: knopen worden pas doorgehakt na een door minister De Jonge (VWS) georganiseerde maatschappelijke dialoog. De verwachting is dat die pas later dit jaar zal worden afgerond.
Hebben de coalitiepartijen CDA en ChristenUnie hun stemkeuze al bepaald?
Het CDA is bereid de wetswijziging te steunen. De partij heeft er voldoende vertrouwen in dat het verbod op geslachtskeuze hierna niet zomaar verder zal worden verruimd; bijvoorbeeld enkel ter voorkoming van dragerschap. Dat houdt in dat de persoon in kwestie zelf geen of maar in tamelijk beperkte mate het risico loopt de ziekteverschijnselen te gaan vertonen, maar de verkeerde genen bij de bevruchting wel kan doorgeven aan een volgende generatie bij wie de aandoening zich dan wel openbaart.
De ChristenUnie-fractie gaat nog in beraad. Duidelijk is wel dat de kleinste regeringspartij, net als het CDA, zwaar zal laten meewegen dat de medisch-ethische afspraken in het regeerakkoord een fragiel bouwwerk vormen en dat het ineenstorten daarvan kan leiden tot een nog verdergaande verslechtering. Concreet: VVD en D66 zijn voor het opheffen van het kweekverbod voor proefembryo’s, maar wachten waarschijnlijk met stappen totdat de maatschappelijke dialoog is afgerond, zoals afgesproken. Als CDA en ChristenUnie nu zouden zeggen: wij keren ons tegen deze (beperkte) verruiming van het verbod op geslachtskeuze is de kans groot dat VVD en D66 meteen medewerking zullen geven aan het versoepelen van het kweekverbod.
Wat zijn de tegenargumenten van de SGP?
Uit cijfers blijkt dat de kans dat de ziektes waarvoor geslachtsselectie is toegestaan bij de gendragers tot uiting komen, varieert van 5-20 procent (eierstokkanker als gevolg van BRCA2-mutatie) of schommelt rond de 50 procent (LHON bij jongens), terwijl alle mannelijke dan wel vrouwelijke embryo’s worden vernietigd. Dat botst volgens de partij met de volledige beschermwaardigheid die het embryo, net als elk ander menselijk leven, geniet. Er gaat, zegt de SGP, met deze praktijk opnieuw een wissel om.
Verder is de partij ervoor beducht dat het criterium ”voorkomen van ernstig lijden” van lieverlee toch zal worden gebruikt om voor steeds meer aandoeningen uitzonderingen op het verbod op geslachtskeuze toe te staan.