Wat weten de doorsneeburger af van embryo-onderzoek? Onderzoeksbureau Direct Research zocht het uit. Vier vragen.
Wat was de bedoeling van dit onderzoek?
Komend najaar gaat de zogenaamde Kiembaandialoog van start. Daarin gaan diverse organisaties en burgers op initiatief van de overheid met elkaar in gesprek over het aanpassen van DNA in menselijke embryo’s om zo erfelijke ziekten te voorkomen. Onderzoek moet uitwijzen of deze techniek veilig bij mensen kan worden toegepast.
Voor dat onderzoek zijn embryo’s nodig, maar die mogen volgens de huidige Embryowet niet puur voor onderzoeksdoeleinden worden gekweekt. Op enig moment moet de regering dus besluiten of het de wet op dit punt wel of niet wil verruimen. Het huidige kabinet wil zich pas buigen over die besluitvorming nadat over dit onderwerp een goed en gedegen maatschappelijk debat is gevoerd.
Wat heeft dit onderzoek dan te maken met dat debat?
Heel simpel: wie mee wil doen aan de Kiembaandialoog moet weten waarover het gaat. Belangrijk is bijvoorbeeld de vraag waarom onderzoekers de Embryowet zo graag willen verruimen. Nader onderzoek naar het aanpassen van DNA in menselijke embryo’s is een van de redenen, maar wetenschappers hebben door de jaren heen een heel wensenlijstje genoemd. De onderzoekers wilden nagaan hoe goed Nederlanders van die lijst op de hoogte zijn en hoeveel steun zij aan de onderscheiden onderzoeksdoeleinden geven. Daarnaast is gepeild in hoeverre de respondenten op de hoogte zijn van de kabinetsplannen rond deze thematiek.
Voor de volledigheid: de onderzoekers hebben een steekproef getrokken die representatief is voor de Nederlandse bevolking (512 respondenten; respons: 47 procent). Verder is er een aparte groep (reformatorische) christenen ondervraagd; geselecteerd uit de achterbannen van het Reformatorisch Dagblad, de NPV en het prof. dr. G. A. Lindeboominstituut (2.101 respondenten; respons: 44 procent). Deze drie waren ook de gezamenlijke opdrachtgevers van het onderzoek.
Wat laat het onderzoek zoal zien?
Opvallend is onder meer dat slechts 12 procent van de achterbannen van RD, NPV en LI en slechts 7 procent van de bevolking weet dat het kabinet de bestaande regels rond embryoselectie gaat verruimen. Zijn er namelijk ernstige aandoeningen in het spel die sterk geslachtsbepaald zijn, dan mogen de ouders straks vooraf kiezen of ze een jongetje of een meisje willen; afhankelijk van de vraag wie van de twee de kleinste ziektekans heeft.
De bekendheid met de wensenlijst van onderzoekers varieert (zie Tabel ”Reden voor embryo-onderzoek”). Dat wetenschappers graag embryo-onderzoek willen doen om met DNA-aanpassingen erfelijke ziekten te voorkomen is bij beide categorieën respondenten veel bekender dan het gegeven dat ze dergelijk onderzoek ook willen om meer te weten te komen over onvruchtbaarheid.
Welke conclusie boeit het meest?
Christenen steunen embryo-onderzoek slechts in zeer geringe mate (zie Tabel ”Wenselijkheid van embryo-onderzoek”). Slechts twee onderzoeksdoelen, het verhelpen van erfelijke ziekten bij volwassenen en meer te weten komen over onvruchtbaarheid, worden gesteund door meer dan 10 procent (beide door 13 procent). Ongetwijfeld hangt deze terughoudendheid samen met de christelijke opvatting over de beschermwaardigheid van embryo’s.
Opvallend is echter dat de Nederlandse bevolking eveneens tamelijk sceptisch lijkt te staan tegenover het gebruik van embryo’s als testmateriaal. Toepassingen die rechtstreeks verband houden met erfelijke aandoeningen krijgen een nipte meerderheidssteun van 54 en 52 procent. Voor de overige onderzoeksdoelen varieert de minderheidssteun tussen de 9 en de 47 procent.
Kortom, de voorstanders van een ruimere Embryowet zullen meer groepen moeten overtuigen dan alleen christenen. Dat biedt hoop op een grondig debat dat meer is dan voorspelbaar eenrichtingsverkeer.