Ben je verdrietig? Dat hoort bij het leven
Mogen mensen in onze samenleving nog een beetje raar zijn, een beetje anders dan anderen? En moeten we allemaal altijd gelukkig zijn, of is dát juist wat er mis is met ons, dat we dat denken?
Ze zijn de goeroes van onze tijd, de drie Vlamingen Dirk De Wachter, Paul Verhaeghe en Damiaan Denys. Je hoort ze voortdurend op de radio, je ziet ze in de kranten, als ze een lezing komen geven zit de zaal afgeladen vol, en als ze een boekje schrijven wordt dat een bestseller. Wat zij te zeggen hebben raakt blijkbaar een snaar bij veel mensen.
Van De Wachter verscheen onlangs ”De kunst van het ongelukkig zijn”, van Verhaeghe ”Over normaliteit en andere afwijkingen”. Het wachten is nog op Denys, van wie later in het voorjaar een boekje zal verschijnen: ”Het tekort van het teveel”. Het zijn geen dikke boeken, meer een soort essays, waarin de auteurs de boodschap die ze tijdens lezingen en in interviews verwoorden, nog eens kernachtig samenvatten. Elk van hen heeft een andere spits in zijn betoog, elk heeft zijn eigen toon. Toch zijn er veel raakvlakken tussen deze drie denkers en schrijvers.
Therapeutisering
Wat ze te zeggen hebben komt hierop neer: onze maatschappij lijdt aan therapeutisering. Ruim een miljoen Nederlanders is jaarlijks in therapie of slikt medicijnen, en in België is dat niet anders. Op elke afwijking van het gemiddelde wordt een etiketje geplakt, voor elk probleem wordt hulp gezocht. We denken dat alles via de juiste hulpverlening op te lossen is.
Maar het leven is ongrijpbaarder en grilliger dan we graag willen, niet alles is zo makkelijk te duiden, en leven zonder gevoelens van ongenoegen is een illusie. Laten we dus leren om tekorten te aanvaarden, laten we als maatschappij afwijkingen dulden, en laten we vooral een beetje omzien naar elkaar. Gevoelens van eenzaamheid en zinloosheid zijn immers de grootste onderliggende oorzaken van depressie en burnout.
Geen misverstand: De Wachter, Verhaeghe en Denys hebben het zéker niet over ernstige afwijkingen of psychische problemen waarvoor het alleszins terecht en zinvol is om hulp te zoeken. Niet voor niets zijn ze stuk voor stuk als psychiater of psychotherapeut werkzaam in de hulpverlening. Ze weten als geen ander dat professionele hulp soms hard nodig is.
Maar tegelijk signaleren ze een trend, een ontwikkeling in onze cultuur. Ze zien in hun spreekkamer dat mensen in onze samenleving nauwelijks nog ongelukkig of verdrietig mogen zijn, en dat als gevolg daarvan de hulpverlening uit zijn voegen barst. Wie zich down voelt, bezorgd is of verdriet heeft, meldt zich makkelijk –al te makkelijk– bij de psychiater. En wie het écht nodig heeft, blijft daardoor te lang op wachtlijsten staan en kan in de verdrukking komen.
Echte zieken
Dat laatste is het grote punt van Damiaan Denys. In een interview met NRC vatte hij anderhalf jaar geleden het probleem samen: „Psychiaters zijn opgeleid om écht zieke mensen te helpen. De 6 à 7 procent van de bevolking die echt waanzinnig is. Dat is een vrij constante groep, in alle landen en alle tijden. Zo’n 6 tot 7 procent heeft schizofrenie, een bipolaire stoornis, psychoses of een angststoornis. Die mensen, díé wil ik helpen. Daar komen we soms amper aan toe doordat de 30 procent van de bevolking die wel lijdt maar níet echt ziek is, een beroep op ons doet.”
Dat komt ook door het hele systeem van onze geestelijke gezondheidszorg. De ggz-instellingen zijn volgens Denys organisaties met een enorm economisch belang. „Ze worden door de zorgverzekeraar financieel beloond voor ‘successen’. Iemand die licht depressief of manisch is, is makkelijker en sneller te behandelen dan iemand die zwaar depressief of manisch is – die 7 procent. Ik begrijp ook wel dat hulpverleners dat prettig vinden. Het is fijn als je iets bereikt met iemand. Het gevolg is alleen dat huisartsen vaststellen dat patiënten met een echte, lastig op te lossen stoornis, een jaar op een wachtlijst staan en almaar zieker worden.”
Zulke inzichten vinden inmiddels veel weerklank, ook onder Denys’ vakgenoten. Maar nog niet zo lang gelden was dat helemaal niet het geval, was het ‘not done’ om dergelijke dingen te zeggen. Toen wetenschapshistoricus Trudy Dehue in 2009 haar boek ”De depressie-epidemie” publiceerde, kreeg ze van toonaangevende figuren binnen haar vakgebied de wind van voren. Wat zij zei mocht niet gezegd worden. Haar boek zou een „boek vol misvattingen” zijn.
Maar die houding is verbazingwekkend snel veranderd. Tien jaar na het verschijnen van ”De depressie-epidemie” kreeg Dehue van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen een prijs voor haar vernieuwende en zorgvuldige benadering. Dat laat zien hoe de opvattingen aan het verschuiven zijn.
Psychiatrie is dan ook, zegt Verhaeghe in ”Over normaliteit”, helemaal niet zo’n ‘harde’ wetenschap als veel mensen graag willen geloven. Integendeel. Ze baseert zich altijd weer op „een verdoken morele beoordeling”, en het doel van de behandeling is „iemand meer aangepast te maken.” Met andere woorden: je mag niet te veel afwijken van de heersende ideeën over wat ”normaal” is. Als je dat toch doet, moet je bijgestuurd worden.
Gedrag als keuze
Uit de hele geschiedenis van de psychiatrie blijkt: het hangt er vanaf hoe je dénkt dat het zit. Denk je dat bepaald afwijkend gedrag vooral verklaard moet worden vanuit de manier waarop je hersenen in elkaar zitten, dan zie je de oplossing in medicijnen die zo’n afwijkende aanleg corrigeren. Denk je dat gedrag een keuze is, dan zie je de oplossing in het beter opvoeden van mensen. Maar wát je ook denkt, je bent altijd bezig met het moreel beoordelen en bijsturen van andere mensen.
In onze samenleving is de erkenning van allerlei psychische stoornissen belangrijk. Er is een systeem ontwikkeld waarbij hulpverleners op formulieren precies invullen op welke punten mensen afwijken van wat ‘normaal’ is, en, schrijft Verhaeghe, „drie criteria uit het lijstje volstaan om de DSM-diagnose ”normoverschrijdende gedragsstoornis” opgespeld te krijgen.” Daarmee is er meteen een etiket beschikbaar (bijvoorbeeld ADHD) en daarbij aansluitend: therapie of een doosje medicijnen.
Maar de laatste jaren is er ook een tegenbeweging zichtbaar, met een sterke nadruk op onze eigen verantwoordelijkheid voor geluk en gezondheid. We moeten allemaal onze leefstijl aanpassen: gezond eten, veel bewegen, mindful leven. Geluk is maakbaar, en dat is een zware last om te dragen. Het komt er volgens Verhaeghe op neer: „Je bent al goed, maar niet goed genoeg; jezelf nog beter maken is een morele plicht (…). De verinnerlijking van dergelijke overtuigingen creëert een vruchtbare voedingsbodem voor controledwang, perfectionisme, faalangst, burnout en depressie.”
Ongelukkig leren zijn
En daar komt dan de psychiatrie in beeld. „Om de bedreigingen van het menselijk verdriet uit het dagelijks leven te bannen, heeft de westerse mens de psychiatrie uitgevonden”, schrijft Dirk De Wachter in ”De wereld van De Wachter”. Dat verklaart de boodschap die hij en zijn collega’s te brengen hebben: we moeten onze verwachtingen bijstellen en weer leren accepteren dat pijn en mislukking nu eenmaal bij het leven horen. De ongelukkige mens schiet niet tekort, hij heeft het niet fout gedaan. En verdriet is geen psychiatrische afwijking. Zoals Damiaan Denys in NRC zegt: „We verwachten te veel van psychologen, en van het leven.”
In ”De kunst van het ongelukkig” wijst De Wachter erop dat mensen enorm leeg kunnen raken van al dat streven naar geluk en genot. Het leven draait immers niet om geluk, maar om zin, om betekenis. Die zin en betekenis ziet de auteur vooral in onze verbindingen met medemensen. Samen spreken over lastige dingen kan een hoop therapie uitsparen. Daarbij is het bijzondere: juist moeite en pijn zorgen voor die verbinding, juist verdriet kan gevoelens van liefde aanwakkeren. Mensen bij wie alles altijd voor de wind gaat, ervaren we meestal niet als de meest interessante of aardige mensen. Wie nooit zijn gemis of verdriet met anderen deelt, zal ook weinig liefde kennen. Wie nooit eens meeleeft, voor anderen zorgt of een arm om een verdrietige naaste heenslaat evenmin.
Schrijvers als Denys, De Wachter en Verhaeghe hebben in onze maatschappij als het ware de plaats van predikanten en pastoors ingenomen. Ze horen de biecht, ze spreken een stichtelijk woord, ze vertellen ons hoe we leven moeten. Ze doen pogingen om hun lezers en toehoorders een besef van tekort en gebrokenheid bij te brengen. Ze hebben het over lijden en medemenselijkheid en zorg voor elkaar. En ze pleiten voor onderlinge liefde.
Groter kader
Wie christen is, zal dat alles herkennen maar ook in een veel groter kader plaatsen, een kader van zonde, verzoening, genade – met God als de bron waaruit alle liefde voortvloeit. Daarover spreken deze drie auteurs niet of nauwelijks. Niettemin: in een verhardende maatschappij –waarin mensen steeds meer over zichzelf heengebogen lijken te staan, steeds meer wegzinken in het eigen gevoel, en steeds minder de hand reiken aan anderen– doet hun boodschap weldadig aan.
Dirk De Wachter
Dirk De Wachter (1960) is psychiater en psychotherapeut, doceert aan de Katholieke Universiteit Leuven en werkt als diensthoofd systeem- en gezinstherapie aan het Universitair Psychiatrisch Centrum KU Leuven (Campus Kortenberg). Hij is de beroemdste psychiater van de Lage Landen en treedt veelvuldig in de publiciteit. Hij schreef eerder de bestsellers ”Borderline Times”, ”Liefde. Een onmogelijk verlangen?” en ”De wereld van De Wachter”. Zijn nieuwste publicatie is ”De kunst van het ongelukkig zijn” (uitg. Lannoo Campus, 112 blz., € 19,99). Een citaat: „Streven naar het geluk als levensdoel is een vergissing. Streven naar zin en betekenis, daarentegen, is waar het leven om draait. Proberen te zorgen voor anderen in de ruime zin van het woord, geeft een voldaan, ja, zelfs gelukkig gevoel.”
Paul Verhaeghe
Paul Verhaeghe (1955), klinisch psycholoog en psychoanalyticus, doceert als hoogleraar psychodiagnostiek aan de Universiteit Gent. Hij schreef onder meer de succesvolle boeken ”Liefde in tijden van eenzaamheid”, ”Het einde van de psychotherapie”, ”Identiteit”, ”Autoriteit” en ”Intimiteit”. Zijn nieuwste publicatie is ”Over normaliteit en andere afwijkingen” (uitg. Prometheus, 112 blz., € 14,99). Dat boekje is uitgeven in de reeks Nieuw Licht, waarin bekende schrijvers reageren op klassieke teksten. Verhaeghe herleest zodoende ”Geschiedenis van de waanzin” van de Franse filosoof Michel Foucault en reflecteert aan de hand daarvan op zijn eigen visie. Een citaat: „De criteria voor het al dan niet gestoord zijn van een individu zullen altijd normatief blijven en nooit definitief zijn. (…) Eén factor treedt steeds naar voren: wat helpt, zijn mensen, niet methoden, laat staan pillen.”
Damiaan Denys
Damiaan Denys (1965) is filosoof en psychiater. Hij is afkomstig uit België maar inmiddels hoogleraar psychiatrie aan de Universiteit van Amsterdam. In 2016 werd hij voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie. Hij schreef mee aan diverse wetenschappelijke handboeken en publiceerde voor een breder publiek ”Een kleine inkijk in onze angsten”. Eind april verschijnt van hem ”Het tekort van het teveel. De paradox van de geestelijke gezondheidszorg” (uitg. Nijgh & Van Ditmar, 112 blz., € 15,-). Een citaat uit een interview in NRC (2018): „Ben je bang? Verdrietig? Eenzaam? Boos? Dat accepteer je niet, je zoekt hulp. En die krijg je. De drempel voor psychologische hulp is laag en de vraag is te groot. Het gewone lijden, dat bij het leven hoort, is compleet gemedicaliseerd.”