Een groot deel van de lezers van het RD heeft waarschijnlijk nooit gehoord van ”The Handmaid’s Tale”, de tv-serie waarnaar minister Van Engelshoven in haar ingezonden artikel verwijst. Daarin gaat het over christelijke fundamentalisten die de macht gegrepen hebben in de Verenigde Staten.
Omdat het geboortecijfer in het land sterk is gedaald, worden de weinige vruchtbare vrouwen als slavinnen toegevoegd aan een onvruchtbaar stel. Zo’n handmaid wordt maandelijks door de man verkracht met het doel kinderen te baren, die ze daarna moet afstaan.
De serie suggereert een doembeeld waarin christenen deze vrouwen als ondergeschikten beschouwen, als wandelende baarmoeders. Een van hun standaard begroetingen is: ”May the Lord open”, moge God openen, als een gebed om vruchtbaarheid.
Laat ik de minister geruststellen: ik kende de hele tv-serie niet. Het zinnetje in het commentaar, „God opent en sluit de baarmoeder”, verwees dus niet naar ”The Handmaid’s Tale”, maar naar de Bijbel. Gods Woord bevat geen enkele aanleiding om vrouwen als tweederangs mensen te beschouwen. De Bijbel spreekt wel over een duidelijke rolverdeling tussen man en vrouw, maar beiden zijn naar Gods beeld geschapen en er is geen sprake van meer- of minderwaardigheid. Integendeel zelfs, God noemt de man hulpbehoevend (Gen. 2:18), benadrukt zijn afhankelijkheid van zijn vrouw (Gen. 2:24) en plaatst vrouwen juist op een voetstuk (Spr. 31:10ev). Dat de man het hoofd van de vrouw is, betekent voor hem geen heersende, maar dienende taak. Het is aannemelijk dat vrouwen in Israël destijds een stuk beter af waren dan in de buurlanden.
De vele verwijzingen naar de Bijbel in deze tv-serie raken daarom kant noch wal. Het kwalijke eraan is dat ze een geheel incorrect frame vormen van het christelijk gedachtengoed. Ik ga er maar van uit dat de minister die stereotypering niet bedoelde toen ze naar deze antichristelijke tv-serie verwees. Zij is van harte welkom om zich van het tegendeel te vergewissen.
Ik zie juist een heel ander doembeeld naar boven komen uit ”The Handmaid’s Tale”. Daar blijkt uit dat het levensgevaarlijk is wanneer liefde, seksualiteit en voortplanting onderling ontkoppeld worden en los raken van de veilige band van het traditionele huwelijk. In de werkelijke samenleving van 2018 zijn het niet die fundamentalistische christenen die dat doen, maar (neo)liberalen. Dat zou minister Van Engelshoven aan het denken moeten zetten, eer ze een lans breekt voor draagmoederschap. Zij ziet het als een stap naar meer gelijkheid als homokoppels een kind kunnen krijgen via ivf en een draagmoeder. In het commentaar van vorige week hebben we erop gewezen dat er alle reden is tot bezorgdheid over het kind, dat hierbij een product wordt. Natuurlijk bedoelt het desbetreffende homostel dat niet zo, maar in de praktijk worden de grote ethische vragen rond het kind ondergeschikt gemaakt aan de wensen en belangen van de ouders.
Anders dan de minister ga ik niet uit van het goede in de mens. Het welzijn van onze samenleving vraagt om duidelijke normen, ook rond relaties. We kennen ze ter bescherming van minderjarigen en wilsonbekwamen of ter voorkoming van polygamie. Het verleden leert ons echter dat zulke kaders niet veilig zijn als ze ontleend worden aan de stem van het volk.
De Bijbel biedt een autonome maatstaf om tot deze normen te komen, ook als het gaat om het streven naar gelijkheid. De regenboog is daarbij inderdaad een goede metafoor. Helaas heeft de homobeweging dit Bijbelse symbool gekaapt en van zijn diepe betekenis ontdaan. De regenboog laat veelkleurigheid zien en ten opzichte van Gods genade zijn inderdaad alle mensen gelijk. De regenboog is een teken van Gods trouw en genade, maar volgde op Gods straf op de zonde.
De boog bevat daarom de oproep tot ieder om naar Zijn geboden te leven. Vanuit Gods genade bezien, verkondigt de boog wel gelijkheid voor ieder, man of vrouw, homo of hetero, maar dat betekent nog geen vrijblijvendheid. God ziet ernaar uit dat zondaren tot Hem komen en het eeuwige leven mogen hebben, maar verlangt ook van hen dat ze leven naar Zijn wil. Gendergelijkheid, draagmoederschap en de kinderwens van homostellen passen daar niet binnen.
Tegelijkertijd laten deze vragen een stuk nood zien waar de christelijke gemeenschap niet omheen kan. Dat homo’s ook behoefte hebben aan contact, vriendschap, tederheid, intimiteit, relaties en kinderen is vanzelfsprekend. Dit geldt overigens ook voor singles en kinderloze echtparen. We kunnen daarop echter geen antwoord geven dat de kaders van Gods regenboog te buiten gaat: intieme relaties horen alleen binnen het traditionele huwelijk. Een christen beseft dat dit voor hen een kruis is, wil daarom binnen die leefregels zo royaal als mogelijk zijn en hen als een volwaardig lid van de christelijke gemeenschap beschouwen.
De auteur is hoofdredacteur van het Reformatorisch Dagblad.