Mensen lijken vandaag gemakkelijker over te stappen naar een ander kerkverband dan voorheen. Het dynamische karakter van de maatschappij heeft ook gevolgen voor de binding aan kerk en godsdienst. Welke trends laten de kerkelijke statistieken over de afgelopen tien jaar zien?
Het kerkelijk grensverkeer staat niet los van bredere assimilatieprocessen. In de loop van hun leven ondergaan mensen allerlei invloeden van de maatschappij en de cultuur waarin zij verkeren. Veelal passen zij zich aan (hetzij meer of minder) aan hun veranderende omgeving. Dat kan er ook toe leiden dat zij overgaan naar een ander kerkverband.
In de Verenigde Staten, met hun vele denominaties, leidt een stijging op de sociale ladder er nogal eens toe dat mensen overstappen naar een kerk met meer sociale status. In Nederland is dat echter niet zozeer aan de orde.
Theologische trends zijn eveneens van invloed. Veel kerkleden, ook in de brede gereformeerde gezindte, zijn gevoelig voor het evangelische gedachtegoed. Dat kan leiden tot verandering van kerkverband.
Pluriform
Overigens geldt in een pluriforme kerk als de Protestantse Kerk in Nederland, of vroeger de Nederlandse Hervormde Kerk, dat mensen in de loop der jaren kunnen opschuiven van bevindelijk gereformeerd tot uitgesproken vrijzinnig (en eventueel weer terug) zonder van kerk te veranderen. Men zal dan wel voor andere predikanten en andere (wijk)gemeenten kiezen, maar ondanks die ingrijpende veranderingen in geloofsovertuiging blijft men tot hetzelfde kerkgenootschap behoren.
Ook in de Christelijke Gereformeerde Kerken is er sprake van een aanzienlijke verscheidenheid. Wie opschuift van bevindelijk gereformeerd naar modern gereformeerd, kan binnen dit kerkverband altijd wel gemeenten en predikanten vinden waar men zich bij thuis voelt.
Kerkverbanden kunnen ook collectief opschuiven. De Gereformeerde Kerken vrijgemaakt anno 2018 lijken niet veel meer op die van een generatie terug. Een dergelijke ontwikkeling kan voor mensen een reden zijn om met hun kerk te breken. Men voelt zich daar niet meer thuis. Ook binnen een kerkverband kunnen plaatselijke gemeenten in enkele decennia aanzienlijk van kleur veranderen.
Dat alles betekent wel dat de statistieken van het kerkelijk grensverkeer maar een deel blootleggen van de verschuivingen die op het grondvlak plaatshebben. Maar het is aannemelijk dat de trends die daarin openbaar komen zich ook voordoen binnen de meer pluriforme kerkverbanden. Het loont daarom om die cijfers nader te analyseren.
Niet exact
De Gereformeerde Kerken vrijgemaakt, Gereformeerde Gemeenten, Christelijke Gereformeerde Kerken en Nederlands Gereformeerde Kerken publiceren al sinds jaar en dag cijfers over de aantallen leden en doopleden die naar een andere kerk overgaan of vanuit een andere kerk toetreden. Het jaarboek van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland bevat sinds enige tijd ook zo’n tabel. De hersteld hervormden hebben die tot op dit moment niet, evenmin als de oud gereformeerden. De Protestantse Kerk in Nederland publiceert wel uitgebreide Statistische Jaarbrieven, maar daarin ontbreken de gegevens over het kerkelijk grensverkeer.
Het Archief- en Documentatiecentrum van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt is bezig een database op te bouwen met statistische gegevens uit kerkelijke jaarboeken. Dat maakt dit cijfermateriaal meer toegankelijk.
Helaas is de kerkelijke statistiek als het gaat om de overgangen van de ene kerk naar de andere niet erg betrouwbaar. Volgens het christelijke gereformeerde jaarboek kwamen er in 2017 bijvoorbeeld 219 leden en doopleden over uit de Gereformeerde Gemeenten. Maar het jaarboek van dit kerkverband vermeldt over 2017 slechts een verlies van 162 leden en doopleden aan de Christelijke Gereformeerde Kerken. Omgekeerd gingen er volgens de christelijke gereformeerden in het desbetreffende jaar niet meer dan 38 leden en doopleden naar de Gereformeerde Gemeenten, maar volgens laatstgenoemd kerkverband traden er uit de Christelijke Gereformeerde Kerken 62 personen toe. Hoe kan dat? Zijn kerken actiever in het registreren van nieuwkomers dan van vertrekkers?
Wellicht heeft het correct registreren van de bestemming van vertrekkende leden en doopleden niet bij elke scriba een hoge prioriteit. Waarschijnlijk zijn de scriba’s ook niet altijd op de hoogte van waar ze heen gaan. Soms weten vertrekkers (met name bij een verhuizing) het op het moment van uitschrijving zelf nog niet. Sommigen zijn een tijd lang zoekende.
In de kerkelijke statistiek zijn ze terug te vinden onder kopjes als ”onttrokken”, ”onbekend” en ”aansluitverschillen”. In totaal ging het daarbij in het christelijke gereformeerde jaarboek van 2018 om 837 personen.
Alle reden dus om de cijfers over het kerkelijk grensverkeer niet al te exact te nemen. Dat neemt niet weg dat ze wel een bepaalde trend aangeven.
Van rechts naar links
Voor de Rooms-Katholieke Kerk en de Protestantse Kerk in Nederland geldt dat de verliezen richting de onkerkelijkheid veel groter zijn dan de eventuele verliezen in het grensverkeer met andere kerken. Bovendien kennen ze een omvangrijke randkerkelijkheid. Veel mensen zijn slechts in naam lid, en niet of nauwelijks meer betrokken. Als gevolg van de vergrijzing hebben deze kerken ook een demografisch tekort. Er overlijden meer leden dan er kinderen gedoopt worden.
Een kerkverband als de Gereformeerde Gemeenten geeft een heel ander beeld. Daar is een groot geboorteoverschot en de uitstroom naar de onkerkelijkheid is beperkt, maar het grensverkeer met andere kerken laat jaar in jaar uit een aanzienlijk verlies zien. Weliswaar komen er vanuit de Oud Gereformeerde Gemeenten (in Nederland) en de Gereformeerde Gemeenten in Nederland meer mensen over dan er naar deze kerkverbanden vertrekken; voor de Protestantse Kerk in Nederland, de Hersteld Hervormde Kerk, de Christelijke Gereformeerde Kerken en de evangelischen geldt echter het tegenovergestelde. Anders gezegd: de winst komt van rechts en het verlies is naar links.
De afgelopen tien jaar gingen er vanuit de Gereformeerde Gemeenten volgens de eigen kerkelijke statistiek zo’n 3000 leden en 4000 doopleden over naar de Protestantse Kerk. Bijna 2000 leden en ruim 2600 doopleden werden hersteld hervormd. Bijna 800 leden en bijna 1000 doopleden werden christelijk gereformeerd.
Daartegenover kwamen er in deze periode 1000 mensen uit de PKN, zo’n 1500 hersteld hervormden en ruim 700 christelijke gereformeerden over naar de Gereformeerde Gemeenten. Vanuit de Gereformeerde Gemeenten in Nederland maakten ruim 2200 personen de overstap, terwijl er niet meer dan 450 naartoe gingen. Een iets groter aantal werd oud gereformeerd, terwijl er uit die hoek bijna 2300 personen overkwamen naar de Gereformeerde Gemeenten.
Bij elkaar namen van 2008 tot en met 2017 ruim 20.000 mensen (8445 leden en 11.908 doopleden) afscheid van dit kerkverband. Dat is inclusief degenen die onkerkelijk werden. Het aantal toetreders in die periode was minder dan de helft (3494 leden en 5179 doopleden).
Evenwicht
De Christelijke Gereformeerde Kerken geven een heel ander beeld. Daar is het kerkelijk grensverkeer ongeveer in evenwicht. Deze kerken hebben een tekort ten opzichte van de Protestantse Kerk in Nederland (zo’n 1400 zielen in de afgelopen tien jaar) en in het grensverkeer met baptisten en evangelische gemeenten (plusminus 1700).
Ten opzichte van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt is er echter een duidelijk overschot. Sinds 2008 kwamen ruim 3000 vrijgemaakten over, terwijl er 1000 daarheen vertrokken. Kennelijk fungeren de Christelijke Gereformeerde Kerken als toevluchtsoord voor verontruste vrijgemaakten.
Ook ten opzichte van de Gereformeerde Gemeenten, de Gereformeerde Gemeenten in Nederland en de oud gereformeerden werd winst geboekt. In totaal ruim 1600 mensen in tien jaar tijd.
Dat de Christelijke Gereformeerde Kerken niettemin in ledental teruglopen, heeft te maken met een relatief hoog sterftecijfer als gevolg van de vergrijzing, met een lager geboortecijfer en grotere verliezen aan de onkerkelijkheid dan bij de Gereformeerde Gemeenten.
Vrijgemaakte verliezen
De Gereformeerde Kerken vrijgemaakt verliezen naar alle kanten. Zo’n 4000 à 5000 (doop)leden maakten daar de afgelopen tien jaar de overstap naar baptisten- en evangelische gemeenten, terwijl er nog geen 1000 de omgekeerde weg gingen. De verliezen naar de Protestantse Kerk in Nederland zijn beperkt (plusminus 600 in tien jaar tijd), die naar de Nederlands Gereformeerde Kerken en zeker die naar de Christelijke Gereformeerde Kerken zijn veel groter. Verder was er een verlies van bijna 600 zielen aan de afgescheiden vrijgemaakten: De Gereformeerde Kerken (hersteld) en de Gereformeerde Kerken Nederland.
Die verliezen, gevoegd bij het sterk teruglopende aantal doopbedieningen (van 1964 in 2008 naar 1315 in 2017) en de toenemende onkerkelijkheid, maken dat het ledental van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt structureel terugloopt.
Bij de Nederlands Gereformeerde Kerken laat het kerkelijk grensverkeer een duidelijk overschot zien, met name door een toestroom vanuit de vrijgemaakte kerken en de PKN. De betrekkelijk grote openheid van de Nederlands gereformeerden tegenover de moderne cultuur en de brede acceptatie van het evangelische gedachtegoed is ongetwijfeld van invloed op de aantrekkelijkheid van dit kerkverband. In tien jaar tijd kwamen er bijna 3000 over vanuit de PKN, terwijl er een kleine 2000 daarheen gingen. Bijna 1200 Nederlands gereformeerden stapten in dezelfde tijd over naar evangelische en baptistengemeenten, terwijl er bijna 800 de andere kant uit gingen.
Bij de Gereformeerde Gemeenten in Nederland is het grensverkeer met de oud gereformeerden nagenoeg in evenwicht. Naar de meeste kerken is er echter sprake van verlies. Alleen ten opzichte van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland (buiten verband) is er een duidelijk overschot (ruim 800 in tien jaar). Niettemin blijven de Gereformeerde Gemeenten in Nederland dankzij hun hoge geboortecijfer groei vertonen.
De kerkelijke statistiek van de Hersteld Hervormde Kerk is tot op heden heel summier. De Oud Gereformeerde Gemeenten in Nederland hebben helemaal geen landelijke statistiek. Uiteraard is er wel het een en ander af te leiden uit de gegevens die andere kerken verstrekken. De oud gereformeerden lijken naar veel kanten leden en doopleden te verliezen. Verder is het aannemelijk dat er meer overgangen zijn van de hersteld hervormden naar de PKN dan omgekeerd.
Ten aanzien van de Gereformeerde Bond is dit soort cijfers uiteraard niet beschikbaar. Dit is immers geen kerkverband. De indruk bestaat wel dat zich in het midden en aan de linkerkant van de Protestantse Kerk heel wat mensen bevinden die hun wortels hebben in het Gereformeerde Bondsmilieu.
Individualisering
Alles bij elkaar genomen laten deze cijfers duidelijk zien dat de kerkelijke overgangen zich overwegend voltrekken van rechts naar links. Strikte kerken verliezen meer leden (en vooral ook doopleden) aan minder strikte kerken dan omgekeerd.
Op grond van assimilatietheorieën is dat ook wel te verklaren. Kerken die strikter (conservatiever) zijn in leer en leven botsen meer met de moderne cultuur. Minder strikte kerken vertonen een grotere openheid. Zij zoeken meer aansluiting bij de hedendaagse samenleving en de moderne cultuur. Daardoor hebben zij een bepaalde aantrekkingskracht op mensen uit meer conservatieve kerkverbanden. Tegelijkertijd lopen zij het risico dat hun grotere openheid tegenover de brede samenleving ertoe leidt dat hun eigen mensen gemakkelijker afscheid nemen van de kerk en onkerkelijk worden.
Bovendien staat tegenwoordig, als gevolg van de individualisering, de keuzevrijheid voorop. Mensen voelen zich minder dan voorheen gebonden aan de kerk waarin ze opgroeiden. De keuze voor een kerkverband is minder dan vroeger een keuze voor het leven, maar veeleer zolang als het duurt. Ook de opkomst van de ‘refozuil’, waarin mensen uit verschillende kerken elkaar veelvuldig ontmoeten –op school bijvoorbeeld–, heeft tot verlaging van de kerkmuren geleid.
Voor veel mensen zijn de plaatselijke gemeente en de sociale contacten die zij daar hebben van meer belang dan het kerkverband. Met onpersoonlijke, landelijke instellingen hebben ze veelal weinig binding, het kerkverband niet uitgezonderd. Omvangrijke sociale contacten in de eigen gemeente kunnen mensen weerhouden om naar een ander kerkverband over te stappen.
Verschil delen
Kerkelijke overgangen kunnen trouwens een heel verschillende achtergrond hebben. Wanneer de aanstaande huwelijkspartner van een andere kerk is, zal men een keuze moeten maken. Soms probeert men het verschil te delen.
Verhuizing naar een andere woonplaats kan ook reden zijn voor een kerkelijke heroriëntatie. Al is er in de nieuwe woonplaats een gemeente van het eigen kerkverband, dan wil dat niet altijd zeggen dat men zich daar ook thuis zal voelen. Dat is met name het geval als het kerkverband een sterk heterogeen karakter heeft.
Veel kerkelijke overgangen staan evenwel los van huwelijk of verhuizing. Ruzies in de eigen gemeente of onvrede over de dominee of de kerkenraad en de aantrekkingskracht van een andere gemeente (en de predikant die daar staat) geven dan de doorslag.
Mogelijke leerverschillen zijn voor menigeen niet meer zo relevant. Nogal eens gaat het meer om de sfeer dan om de leer. Bovendien zijn we toch allemaal christenen, zo redeneert men niet zelden. Tegen die achtergrond zoek je een kerk waar je je meer thuis voelt. Een kerk die bij je past.
Dit is het eerste deel van een tweeluik over kerkelijk grensverkeer. Donderdag in het katern Kruispunt het slot: interviews met mensen die een kerkelijke overstap maakten.