Soms zijn crises nodig om helderheid te krijgen. Helemaal vanzelfsprekend is dat niet, want ze kunnen het zicht ook verder vertroebelen. Dat gevaar ligt op de loer bij de diplomatieke crisis die zaterdag uitbrak tussen de Nederlandse en de Turkse regering.
Maar er zijn ook kansen, en die hebben alles te maken met dat opklarende effect van crises en escalaties.
Nu was profileringsdrang aan de vooravond van de verkiezingen ongetwijfeld een factor die meespeelde bij premier Rutte en zijn ministersploeg om afgelopen weekend twee Turkse bewindslieden de toegang tot Nederland te ontzeggen. Het had er enige schijn van dat iets te gretig de confrontatie werd gezocht met de Turkse president Erdogan, bedoeld om PVV-leider Wilders de wind uit de zeilen te nemen.
Verder zijn er pragmatische argumenten tegen het kordate optreden van Den Haag: het is koren op de molen van Erdogan, die met behulp van gemanipuleerde tv-beelden aan het thuisfront kan laten zien hoe „schandalig” Nederland „Turkse landgenoten” behandelt.
Van groter belang zijn de principiële argumenten bij de beoordeling van het harde Nederlandse antwoord. Zo blokkeerde het ondiplomatieke, om niet te zeggen onbeschofte gedrag van de Turkse bewindslieden iedere andere diplomatieke uitweg. Doordat ze na het nee van Den Haag alsnog via slinkse wegen Nederland probeerden binnen te komen, was er voor Rutte alle reden om voluit op de rem te trappen. Vanwege de scheldpartijen die vervolgens Erdogan liet horen –over Nederland als bananenrepubliek en Nederlanders als „nazaten van de nazi’s”–, diskwalificeerde Turkije zich definitief om crisisoverleg mee te voeren.
Vanuit principieel oogpunt blijft nog wel de vraag haken of je je tegenstander echt verslagen hebt als je hem met middelen bestrijdt die hijzelf ook volop hanteert: uitzetting van ongewenste lieden, de inzet van ME-busjes en het verbieden van bijeenkomsten. Wie achter ons land als democratische rechtsstaat staat en de grondwettelijke vrijheid van meningsuiting onderschrijft, is er nooit trots op dat zulke zaken in eigen land plaatsvinden.
Als Erdogan het diplomatiek niet zo bont had gemaakt, had een aanpak die in lijn ligt met onze rechtsstaat niet misstaan: bied de Turkse bewindslieden een plek om te spreken, maar creëer daaromheen een inhoudelijk debat dat volop tegengas biedt aan hun argumenten.
Op dat inhoudelijke niveau moet sowieso verder worden gediscussieerd, niet het minst in Nederland ten behoeve van de honderdduizenden Turkse landgenoten, die we graag ook (blijven) omarmen als politieke geestverwanten.
Intussen biedt deze escalatie op dit inhoudelijke punt verheldering van iets wat Nederlandse politici al langer roepen: dit Turkije past niet in het Europa van nu. Maak daarom pas op de plaats als het gaat om Ankara de EU binnen te loodsen.
Het is waar, soms zijn crises nodig om zicht te krijgen op principiële zaken. Een Europees nee tegen Erdogan is daarvan een voorbeeld. Rest nog de móéd om het uit te spreken.