Eerherstel voor ds. Laurus Boone gevraagd
Aan de Achterstaat in St. Philipsland staat het kerkje van de oud gereformeerde gemeente in Nederland. In de consistorie hangen een rij portretten van hen die hier zijn voorgegaan. Vandaag ging het vooral over ds. Laurus Boone.
Zaterdagmorgen. In de vergaderzaal van de oud gereformeerde gemeente wordt een psalm van Datheen aangeheven: „Doch zullen de vromen verblijd, Heer’, Uwen Naam zingen altijd, en haar in U verblijden.” Vanmorgen wordt het laatste boek van J. M. Vermeulen gepresenteerd, ”Herder in de noodkerk”, een biografie over ds. L. Boone. Vermeulen heeft nieuwe feiten ontdekt, zegt hij, over de Vereniging van 1907: „Boone is in de geschiedschrijving groot onrecht aangedaan.”
Drie sprekers laten hun licht schijnen over het boek van Vermeulen.
Onthutsend
J. Mastenbroek (Gouda) zegt het boek nog niet gelezen te hebben. Wel heeft hij van de auteur gehoord dat er de kleinste bijzonderheden over Boone’s leven in te vinden zijn. „Ook onthutsende werkelijkheid, als geconstateerd moest worden dat bepaalde zaken zich gans anders hebben voorgedaan dan anderen hebben beweerd en geschreven. Er zijn onwaarheden aan het licht gekomen en in waarheden veranderd. Er werden eerdere publicaties van derden gewogen en te licht bevonden.”
Over de verhouding tussen ds. Boone en ds. G. H. Kersten zegt Mastenbroek: „Het waren twee geheel ongelijke personen. Pas veel later ontstond er een zekere vorm van samenwerking tussen de Oud Gereformeerde Gemeenten in Nederland en de Gereformeerde Gemeenten, en wel in het erkennen van elkaars attestaties.”
Wat Mastenbroek ook wel graag kwijt wil, is dat hij zich distantieert van de typering van Vermeulen van de Vereniging van 1907 als „een prestigeobject.” „De kruisgezinden en de Ledeboerianen zijn naar de woorden van Kersten niet door een mens samengeregen, maar samengegroeid en dus is dat een werk Gods.”
Ook J. P. Sinke (Krabbendijke), de tweede spreker, geeft aan het boek over ds. Boone nog niet gelezen te hebben. Hij zegt dat de gebeurtenissen rond de Vereniging van 1907 ds. Boone lange tijd hebben achtervolgd. Aan de hand van citaten van onder meer ds. Kersten, ds. L. Rijksen en ds. W. C. Lamain geeft Sinke aan dat men in de Gereformeerde Gemeenten altijd met achting over ds. Boone is blijven spreken. Ds. Kersten zei in 1932, drie jaar voordat ds. Boone overleed, het te betreuren dat de breuk met ds. Boone nog steeds niet was geheeld. En bij het heengaan van ds. Boone schreef ds. Kersten: „Met ds. Boone is een zeer bekend leraar heengegaan, die bij allen die hem hebben gekend achting had om de genade die God in hem verheerlijkt had.”
Sinke: „Er kan worden geconstateerd dat, naarmate de tijd voortschrijdt, de toon milder wordt. De pijn van 1907 is vrijwel geheel verdwenen. Wat overigens niet wegneemt dat er pijn gevoeld wordt over het gescheiden optrekken van de Gereformeerde Gemeenten en de Oud Gereformeerde Gemeenten in Nederland.”
De lof van Lauwtje
Prof. dr. F. A. van Lieburg (Dordrecht) noemt de biografie over ds. Boone „een poging tot recht doen aan een reeds lang gestorvene.” „In dit verhaal wordt de lof van ”Lauwtje” nog best uitbundig bezongen, maar er staat genoeg informatie in het boek om een overtuigend beeld te krijgen van wie de legendarische dominee was, wat hem dreef en wat hij bereikte.”
Het hoofdstuk over ”1907” noemt Van Lieburg intrigerend. „Het onderzoek van Vermeulen volgt op studies van dr. M. Golverdingen over de Gereformeerde Gemeenten in de eerste vijftig jaar van hun bestaan. Ze kenmerken zich door grondig brongebruik, ampele afwegingen en voorzichtige conclusies.”
Voor velen binnen de los functionerende gemeenten van Ledeboerianen en Kruisgezinden was het „kerkrechtelijk offensief” van ds. G. H. Kersten te hoog gegrepen, stelt Van Lieburg. „Daarop is het ook met ds. Boone stuk gelopen.”
Een volwassen omgang met het verleden bestaat uit bronnenonderzoek, publicaties, discussies, evenwichtige beeldvorming en verslaglegging, volgens de regels van het vak, zegt Van Lieburg. „De boeken van Golverdingen en Vermeulen wijzen in die richting. Hopelijk zetten nieuwe generaties de kleine kerkgeschiedenis in die geest voort. Dat helpt de gereformeerde gezindte verder in het recht doen aan gestorvenen en in het reine te komen met het verleden.”
Vermeulen vraagt om eerherstel en rehabilitatie van ds. Boone. Dat dient volgens hem spontaan „door de Gereformeerde Gemeenten en de Gereformeerde Gemeenten in Nederland te gebeuren. Zij moeten zelf inzien dat het niet goed is wat zij hebben gedaan.”
Waarop Mastenbroek in zijn referaat zegt: „God heeft Boone in ere hersteld. En dat voor eeuwig.”