Voorstel aanpassing familierecht schuift scheppingsorde aan de kant
Nederland is bij de tijd. Sterker, het loopt zelfs voorop. Maar of je daar nu trots op moet zijn? Als het zou gaan om medische of technologische vooruitgang, was daar misschien nog iets voor te zeggen. Maar niet wanneer het gaat om de legalisering van de ontwrichting van familieverhoudingen.
Minister Van der Steur van Justitie denkt daar anders over. Bij de presentatie van het advies van de Staatscommissie Herijking Ouderschap zei hij met enige trots dat andere landen wellicht nog niet toe waren aan de aanpassing van het familierecht, maar ons land wel. Belangrijkste deel van het advies is dat een kind meer dan twee ouders mag hebben. Daarmee heeft Nederland zich opnieuw geprofileerd als trendsetter bij de aanpassing van het familierecht, net zoals bij de legalisering van het homohuwelijk (2001) en het lesbisch ouderschap (2014).
De voorzitter van de staatscommissie, Aleid Wolfsen, zegt dat zijn advies noodzakelijk is omdat de huidige situatie een rommeltje is. Zijn voorstel sluit aan bij hetgeen in de praktijk al werkelijkheid is. Er zijn nieuwe gezinsvormen. Kinderen pendelen soms tussen het gezin van hun vader en zijn partner of de moeder en haar partner. Andere kinderen wisselen frequent van het ene homostel naar het andere homopaar. Steeds is één partner van die stellen een ouder. De andere partner van deze paren heeft echter niets te zeggen over het kind.
Wolfsen wil dat nu veranderen. Een kind kan maximaal vier ouders hebben. Allerlei variaties zijn daarbij denkbaar: twee vaders en twee moeders, drie vaders en één moeder, vier moeders. Alles kan, als het juridisch goed is vastgelegd. Er is één restrictie: meer dan vier ouders kan niet.
Het is triest te constateren dat die variaties voorkomen. Nog triester is dat deze variaties inmiddels normaal worden gevonden. Ze sluiten op geen enkele wijze aan bij de biologische werkelijkheid die met de schepping is gecreëerd. Nog steeds heeft een kind één biologische vader en één biologische moeder, die met het verwekken van het kind ook de verantwoordelijkheid voor dat kind op zich nemen. Het advies schuift deze scheppingsorde met één zwaai aan de kant.
Dat heeft vergaande consequenties. Wanneer het wissel omgaat, zijn er nog wel zeventig andere maatregelen nodig, zo schrijft Wolfsen. Om er één te noemen: dan moet op de geboorteakte niet lager gesproken worden over ”vader” en ”moeder”, maar wordt het sekseneutrale begrip ”ouder” gebruikt. Het hele pakket illustreert dat de aanpassing een radicale omkering van eeuwenoude structuren veroorzaakt.
En het kind? Volgens Wolfsen maakt het voor zijn welbevinden niet uit in welke gezinsvorm hij opgroeit, als er maar zorg en aandacht zijn. Dat klinkt plausibel. Maar is het dat? Wat zijn de effecten op de langere termijn als het kind in zijn ontwikkeling niet is beïnvloed door de unieke combinatie van vaderzorg en moederliefde?
En dan nog iets. Zou het nu werkelijk niets uitmaken of een kind een stabiel en vast thuis heeft, of dat het pendelt tussen twee of drie thuisadressen? Misschien toch iets om nog eens over na te denken.