Echtscheiding dankzij Gods barmhartigheid
De (Nadere) Reformatie zag de mogelijkheid van echtscheiding als een blijk van Gods barmhartigheid. Daarom erkende men naast overspel ook andere gronden voor echtscheiding en hertrouwen, stelt dr. G. A. van den Brink.
In een eerder artikel heb ik gepleit voor een visie op echtscheiding en hertrouwen die aansluit bij de algemene opvatting van de (Nadere) Reformatie. Ds. W. Silfhout (RD 23-11) en ds. R. van Kooten (RD 26-11) hebben op mijn artikel (RD 18-11) gereageerd, evenals ds. G. de Goeijen (RD 1-12). Dit onderwerp is, zoals ds. Van Kooten schrijft, iets wat alle christenen raakt. Ik ben daarom dankbaar dat zij wilden reageren.
Misschien zijn sommige lezers na de reacties het overzicht kwijt. Daarom een korte samenvatting. De opvatting van de (Nadere) Reformatie kent drie delen: 1. De Schrift noemt niet één maar twee gronden voor echtscheiding en hertrouwen, namelijk overspel (Matth. 19:3-9) én kwaadwillige verlating (1 Kor. 7:1-15). 2. Analoog aan overspel en verlating zijn er ook andere Bijbelse gronden. 3. Als scheiden geoorloofd is, is hertrouwen het ook.
Ds. Silfhout en ds. Van Kooten stellen echter: 1. Dat alleen overspel grond is voor echtscheiding en hertrouwen. 2. Zij zijn terughoudend over analogie. Wat zij over het derde punt zeggen wordt mij niet helder. Het lijkt erop dat kwaadwillige verlating grond mag zijn voor scheiding maar niet voor hertrouwen. Maar dan erkennen zij toch twee gronden voor scheiden, hoewel geen twee gronden voor hertrouwen. Kortom: hun visie blijft onduidelijk.
In mijn vorige artikel gaf ik de visie van de (Nadere) Reformatie weer. Dat is een historisch punt. Ik heb vervolgens betoogd dat die visie onze instemming verdient. Dat is een moreel punt. Ds. Van Kooten en De Goeijen gaan eigenlijk niet op het historische punt in, alleen op het morele. Ds. Silfhout bespreekt wel beide punten; volgens hem gaf ik de visie van de (Nadere) Reformatie heel eenzijdig weer en rekte ik de gronden voor echtscheiding op.
Historie
Ik wil eerst het historische punt bespreken. De reactie van ds. Silfhout heeft mij om drie redenen verbaasd. Allereerst komen alle belangrijke historische studies over de visie van Calvijn, Beza, Voetius, Amesius en andere tot eenzelfde oordeel: er was een ruime visie op echtscheiding én op hertrouwen. Men denke hier aan auteurs als Selderhuis, Kingdon/Witte, Steensma, en het synoderapport van de Presbyterian Church of America. Ik neem aan dat collega Silfhout deze studies kent. Ook de Westminster Confessie noemt expliciet twee gronden voor echtscheiding én hertrouwen (hoofdstuk 24, paragraaf 3, artikel 6). Ds. Silfhout zal toch niet beweren dat dit belijdenisgeschrift buiten de hoofdlijn van de (Nadere) Reformatie valt?
Ten tweede zegt het citaat van Van Mastricht dat ds. Silfhout aanhaalt, expliciet dat hertrouwen na kwaadwillige verlating mag. Dus niet één maar twee gronden voor echtscheiding (punt 1), en ook twee gronden voor hertrouwen (punt 3). Ds. Silfhout haalt dus een citaat aan dat zijn eigen positie weerspreekt.
Ten derde geeft ds. Silfhout hier een andere historische interpretatie dan in het boekje ”De heilige huwelijke staat”, dat hijzelf in 2008 geschreven heeft met een commissie van de Gereformeerde Gemeenten. Daarin valt te lezen dat Voetius het principe van de analogie gebruikte, hertrouwen na verlating toestond en dat de commissie afstand neemt van de visie van Beza, Voetius en de kanttekeningen (”De heilige huwelijke staat”, 50-51,78,85). Enkele jaren geleden las ds. Silfhout blijkbaar hun geschriften op dezelfde manier als ik nu doe. Las hij hen toen ook „heel eenzijdig”?
Ds. Silfhout beroept zich voor Voetius op een studie van Donald Haks. Maar blijkbaar heeft Silfhout niet Voetius zelf nagelezen. Voetius bespreekt in de betreffende passage de vraag of de vlucht van een echtgenoot na roof valt in de categorie “overspel” (Matth. 19:9). Dat gaat dus niet over punt 1 of 3. Met de citaten van Amesius en Van Mastricht ben ik het van harte eens: zij weerspreken op geen enkele manier wat ik in mijn artikel heb betoogd. Alleen in het citaat van À Marck klinkt inderdaad een andere mening. Hij vond dat kwaadwillige verlating geen oorzaak mag zijn voor echtscheiding én hertrouwen (punt 3). Maar À Marck gaf zelf ter plekke aan dat hij daarmee een uitzondering was ten opzichte van andere gereformeerde theologen. De uitzondering dus die de regel bevestigt. Dat vermeldt ds. Silfhout helaas niet.
Schrift
Nu het morele punt, waarin niet de (Nadere) Reformatie maar de Schrift beslissend is. Ds. De Goeijen wijst terecht op de Joodse context van Mattheüs 19. De Joodse scheidingsformule bevatte altijd een zin over het recht van de vrouw om te hertrouwen. Ik val ds. De Goeijen bij als hij schrijft: „Als alle redenen om te scheiden –dus ook overspel– door Jezus worden afgewezen maar echtscheiding toch voorkomt (want de scheidbrief bestaat), dan kunnen tal van andere oorzaken voor ons zondige mensen óók reden zijn om toch te scheiden.”
Bij collega’s Van Kooten en Silfhout mis ik een reflectie op 1 Korinthe 7:10 en 12. Daar zegt Paulus dat hij een nieuwe situatie bespreekt die niet valt onder wat Jezus zei in Mattheus 19:9 („niet de Heere [Jezus] maar ik”). Dit bevestigt punt 1.
Ds. Silfhout en Van Kooten zijn onhelder over punt 3. In sommige andere gevallen dan overspel mogen volgens hen mensen wel scheiden (bijvoorbeeld na kwaadwillige verlating of uit lijfsbehoud) maar niet hertrouwen. Dit strijdt echter met 1 Korinthe 7:9 en mogelijk ook met 1 Korinthe 7:27-28. Wie na echtscheiding (weer) ongetrouwd is en de gave van onthouding mist, krijgt de opdracht te trouwen.
Bovendien, de positie van beide collega’s kom ik buiten Nederland nergens anders ter wereld tegen. Belangrijke gereformeerde studies uit Amerika over dit onderwerp (bijvoorbeeld Köstenberger) onderscheiden meestal drie of vier posities, maar deze zit er nooit bij. Dan is het onwaarschijnlijk dat dit de enige acceptabele Bijbelse visie zou zijn.
Beide collega’s kiezen voor een andere positie dan wat de hoofdlijn was in de (Nadere) Reformatie. Inderdaad moeten wij niet gedachteloos de visie van de (Nadere) Reformatie volgen. En inderdaad vraagt analogie om wijsheid. Maar ik hoop dat zij niet ontstemd zijn als anderen zich met een beroep op de Schrift wel bij die historische hoofdlijn aansluiten.
Barmhartigheid
Mijn laatste opmerking gaat over het pastoraat. Ds. De Goeijen, ds. Silfhout, ds. Van Kooten en ik benadrukken gezamenlijk dat het huwelijk bedoeld is als levenslange instelling. Ook erkennen wij alle vier dat de Schrift in sommige situaties echtscheiding toestaat. Dan is misschien wel de belangrijkste vraag deze: waarom staat God soms echtscheiding toe?
Bucer, Amesius en anderen antwoordden dat God de mogelijkheid van echtscheiding gaf, niet als straf voor de dader maar (mede) uit barmhartigheid voor het slachtoffer. Dit proef ik ook in de bijdrage van ds. De Goeijen.
Ik weet dat in een opinieartikel niet alles kan worden gezegd, maar ik heb eerlijk gezegd die aandacht voor de barmhartigheid wel wat gemist in de artikelen van beide andere collega’s. Barmhartigheid behoort tot het voornaamste van de wet (Matth. 23:23). Met tienduizenden echtscheidingen per jaar in Nederland moeten wij als dominees daarom niet alleen exegeet zijn, maar ook pastor. Misschien wel: allereerst pastor.
De auteur is predikant van de hersteld hervormde gemeente te Rotterdam Kralingse Veer.