Lessen uit verleden zinvol voor gedachten over toekomst kerk
Heilzame noties en lessen uit de kerkgeschiedenis zijn van het grootste belang voor de toekomst van de kerk, stelt ds. A. J. Mensink.
Onze open brief over ”Kerk 2025” (RD 13-4) heeft, zo blijkt uit persoonlijke reacties, veel herkenning opgeroepen en tegelijk bij diverse collega’s een grondige reactie ontlokt. Dat de intentie en de inhoud van de open brief door sommigen als negatief en offensief is opgevat, ligt mogelijk aan onze woordkeuze. Van een aanval op de kerk, een ontkenning van de noodsituatie waarin wij meer en meer terechtkomen, en een conservatieve volkskerkelijkheid mag bij ons geen sprake zijn. Vanuit het hoofdbestuur en door diverse predikanten uit de kring van de Gereformeerde Bond is daarom het afgelopen jaar op allerlei wijze constructief meegedacht in voorbesprekingen en werkgroepen. Die opbouwende houding willen wij blijven innemen, in het besef dat wij het goede voor de kerk hebben te zoeken.
In een brief aan het moderamen van de synode hebben wij er in de zomer van 2015 voor gepleit om bij de noodzakelijke reorganisatie van de kerk fundamentele noties rond kerk, gemeente en ambt te bewaren. De open brief is een uiting van zorg dat deze noties in de voorstellen te weinig tot uitdrukking komen. Hoe drukken wij, ook in nieuwe structuren, uit dat het ambt ons door God gegeven is om ons bij het Hoofd en het lichaam van de kerk te bewaren? Welke ecclesiologie draagt ons straks?
De Gereformeerde Bond wil dus zeker niet met de rug naar de toekomst regeren, zoals dr. De Leede en ds. Vermeulen dat uitleggen (RD 18-4). Wat we evenmin kunnen, is regeren met de rug naar het verleden. Heilzame noties en lessen uit de geschiedenis van de kerk van alle eeuwen zijn juist van het grootste belang voor de toekomst van de kerk. Daarom lichten we onze gedachten op het gebied van kerk en ambt graag toe.
Het opgeven van de territoriale structuur van de kerk is naar onze overtuiging een stap verder richting het congregationalisme. De territoriale structuur geeft vorm aan de Bijbelse grondlijn dat de Heilige Geest Zijn gemeente sticht en onderhoudt als onderdeel van en in samenhang met de sociale gemeenschap van stad, dorp of wijk. Deze gedachte is juist in missionair opzicht van groot belang, omdat de kerkelijke gemeente zichtbaar deel uitmaakt van de samenleving waarin haar leden wonen, spelen en werken. Je bent als kerk solidair met je omgeving en dus moeten kerkelijk samenleven en burgerlijk samenleven niet te ver uit elkaar gaan lopen.
Het voorleven en doorgeven van het Evangelie is geholpen met een structuur waarin gemeenten zolang mogelijk present kunnen blijven als getuige van Gods barmhartigheid en ontferming. Hiertoe zijn christenen uit één plaats samen geroepen en aan elkaar gegeven in een verscheidenheid van gaven. Daarom zit het zo diep dat een predikant in de eigen gemeente woonachtig is.
Ten diepste is het de vraag of een keuzekerk echt missionair kan zijn. Het territoriale en het missionaire aspect van het kerk-zijn horen niet tegenover elkaar te staan, maar hebben een inhoudelijke verbinding nodig. Voor de opbouw van de gemeente blijft daarom in liturgie, prediking, catechese, pastoraat en diaconaat het denken vanuit het verbond nodig: de kerk is een gegeven dat aan ons (geloof) voorafgaat. Daarmee houden we niet de volkskerk in stand, maar blijven wij wel over de gemeente denken als werk van God door Woord en Geest.
Overigens ligt er op dit punt een mooie verbinding naar een ander voorstel ter synode, namelijk om samenwerking aan te gaan met vijf andere kerkgenootschappen. Omdat gemeenten eenzelfde ‘territorium’ delen, is samenwerking niet alleen een kwestie van gelijkgezinden maar ook van gelijkbeminden.
De thematiek van mobiliteit van predikanten legt een andere zorg bloot. Dr. De Leede en ds. Vermeulen verwijten ons hier congregationalistisch denken. Dat verwijt is niet ter zake. Het gaat ons om het behoud van het geestelijk karakter van het predikantschap, de roeping daartoe en het gezag daarvan. Dat de landelijke kerk daarbij een grote rol speelt, staat niet ter discussie. De kerk heeft immers een moederrol door dienaren te zenden die de gemeenten bouwen met en in het Woord van Christus.
Maar de betekenis van het ambt kan wél zomaar ter discussie komen te staan. De problemen die daaruit ontstaan, los je met mobiliteit niet op. Daarom is het zo wezenlijk dat de synode recent gesproken heeft over „brandpunten in de verkondiging.” Dit gesprek moet gevoerd blijven worden. Opnieuw stemmen we in met dr. J. Koopmans: „De dominees moeten zeggen wat de kerk zegt, de kerk moet zeggen wat de Schrift zegt, want de Schrift zegt wat God zegt.”
Van urgentie door de secularisatie zijn we echt wel doordrongen. Maar wij moeten als kerk ook onze eigen geestelijke nood onder ogen zien. We hebben samen verootmoediging, gebed en bekering nodig. In het geloof dat de Heilige Geest ons is gegeven in verleden, heden en toekomst. Met al de heiligen die ons gegeven zijn, zoeken wij de weg waarlangs Hij ons leidt. Soms sluit Hij wegen af, soms opent Hij nieuwe.
De auteur is voorzitter van de Gereformeerde Bond in de Protestantse Kerk.