Missionaire roeping kerk blijft
Het is verheugend dat de Protestantse Kerk in de visienota Kerk 2025 expliciet aandacht vraagt voor de missionaire roeping van de kerk, betogen ds. Marco Batenburg, ds. Sjaak van den Berg en Jurjen de Groot.
Stel dat u de vraag krijgt voorgelegd hoe uw leven en dat van uw (klein)kinderen er over tien jaar uitziet. Het antwoord begint bij de huidige situatie en vandaaruit maakt u uw inschattingen. U spreekt uw verwachtingen en verlangens uit. En niet in de laatste plaats, het geloof dat de toekomst in Gods handen is.
De Protestantse Kerk in Nederland heeft de moed gehad om een visienota te schrijven over Kerk 2025. De uitwerking daarvan staat komende week op de agenda van de synodevergadering. Springend punt daarin is een regeling voor die gebieden in ons land waarin geen regulier kerkelijk leven meer is. Als de synodeleden de nota aanvaarden, zeggen ze daarmee met zoveel woorden dat de Protestantse Kerk zichzelf niet meer ziet als die kerk die heel Nederland bereikt.
Dat is een historisch moment. De tijd van de volkskerk is voorbij en de eerlijkheid gebiedt deze actuele situatie onder ogen te zien. Welke schaduwkanten de nationale kerk ook had, de structuur heeft veel goeds met zich meegebracht. Het is een ongehoorde zegen dat de invloed van het Evangelie zich heeft uitgestrekt naar alle windstreken van ons land. Maar dit tijdperk is voorbij. Feitelijk is het al een tijd zo, maar nu wordt het voor het eerst ook officieel benoemd. Dat gaat niet zonder pijn, maar is noodzakelijk, omdat er daarmee ook ruimte komt voor bezinning en verootmoediging.
We onderstrepen dat de synode met deze nota niet de roeping opgeeft om er voor heel Nederland te zijn. Integendeel, de voorstellen zijn juist doortrokken van de missionaire urgentie die past bij de huidige situatie in ons land. Om een voorbeeld te geven: de eerste opdracht van de regiovoorzitter (lees: de voorzitter van de regioclassis) is om gemeenten te ondersteunen in hun roeping om getuige te zijn van het Evangelie van Jezus Christus. Dezelfde ambtsdrager krijgt de zorg toevertrouwd voor de presentie van de kerk in die delen van ons land waar de Protestantse Kerk in Nederland geen gemeenten (meer) heeft.
We verwelkomen dit rapport als een krachtig signaal van een kerk die vanuit de kern van het christelijk geloof haar missionaire opdracht formuleert, ook voor de zogeheten ‘witte plekken’. Niet als een vlucht naar voren, om weg te lopen bij de rouw over het verlies, maar vanuit het diepe besef dat de kerk geen gebieden en mensen op kán geven. Louter omdat God dat ook nimmer doet.
In de afgelopen jaren heeft de IZB, vereniging voor zending in Nederland, de ervaring opgedaan dat zo’n witte plek het begin kan zijn van iets nieuws. In Groningen-stad bijvoorbeeld. Toen het ‘geografisch principe’ (in elk stadsdeel een kerk) onhoudbaar bleek, heeft de wijkkerkenraad van de Martinikerk het inzicht en de moed gehad om op een andere manier present te blijven in de wijk, met een missionair-diaconaal project. Eerst vanuit de gedachte dat het project een loopplank naar de kerk kon zijn. Later met het inzicht dat in de wijk mensen met een heel andere cultuur wonen die ook andere vormen nodig hebben. In de wijk groeit nu een geloofsgemeenschap in, van en voor de wijk. Uit verlies werd zo iets nieuws geboren. Het ziet er anders uit dan de vroegere hervormde gemeente in de wijk: met andere mensen en andere vormen. Het is ook kwetsbaarder en veel minder voor de hand liggend. Maar wel hetzelfde Evangelie van Jezus Christus waardoor mensen worden aangesproken.
In Rotterdam zien we hetzelfde proces zich voltrekken in de wijk Spangen, vanuit de moedergemeente Rotterdam-Delfshaven. En zo zijn er meer plekken te vinden, waar de kerk mensen bereikt met wie ze eerder geen contact kreeg. Als we spreken over wat wezenlijk is voor kerk-zijn (‘basics’), valt hier veel te leren. Deze jonge gemeenschappen op witte plekken laten zien dat God de Levende is Die Zijn spoor blijft trekken in Nederland. Uiteindelijk is God de grond van de Kerk en blijkt Hij iets nieuws te scheppen waar niets is.
Het synodestuk geeft veel stof tot nadenken en gesprek. Over de ambten, over de ‘keuzekerk’, et cetera. Over elk van die onderwerpen valt nog veel te zeggen, maar wat ons betreft ligt de urgentie bij Nederland als zendingsgebied. Het is goed dat de kerk de organisatiestructuur ‘bij de tijd’ brengt, en daarbij niet vergeet dat ook dit tot de ‘basics’ hoort: de missionaire roeping van de kerk om er te zijn in Nederland.
De toekomst is in Gods handen. Dat is geen dooddoener, dat wekt verwachting.
De auteurs zijn respectievelijk als voorzitter en directieleden betrokken bij de IZB.