Toetreding van Servië tot EU ongewenst
Er dient in de Europese Unie geen ruimte te zijn voor Servië zolang het land de wandaden ontkent die het tijdens de Bosnische Oorlog heeft gepleegd, stelt Geerlof de Mooij.
De Europese Unie voert sinds enkele weken zogeheten toelatingsgesprekken met vertegenwoordigers van Servië. Het Balkanland, dat in 2012 kandidaat-lid werd, hoopt in 2020 te kunnen toetreden.
De EU ontving in 2012 de Nobelprijs voor haar inspanningen voor en bijdrage aan vrede en verzoening in Europa. Er wacht echter nog een grote klus. Twee decennia na de Bosnische Oorlog (1992-1995) is er nog steeds geen sprake van vrede en verzoening in Bosnië-Herzegovina. Daarvoor is pas ruimte als de Serviërs erkennen wat er is gebeurd. Zolang er van erkenning geen sprake is, zou toetreding tot de EU niet aan de orde moeten zijn.
Genocide
Alle partijen in de Bosnische Oorlog (1992-1995) maakten zich schuldig aan wreedheden. Het Servische geweld tegen de Bosnjaken, Bosnische moslims, was echter veel grootschaliger en systematischer dan het geweld dat werd gepleegd door de andere groeperingen.
Tijdens de oorlog werd een ongekend aantal Bosnjaken (de meerderheid onschuldige burgers) gedood; in totaal zo’n 100.000. Human Rights Watch oordeelt dat de Serviërs genocide hebben gepleegd op de Bosnjaken. Dit verleden kan door de Bosnjaken pas worden afgesloten als de Serviërs erkennen wat er is gebeurd.
Laten de Serviërs een voorbeeld nemen aan de Duitsers. Datgene wat de Joden hebben ondergaan wordt door de Duitsers niet langer ontkend. Al duurde het een aantal jaren; de Holocaust is een onherroepelijk en onomstreden onderdeel van het verleden geworden. Die erkenning vormt de basis waarop verzoening en vrede mogelijk werden. Erkenning geeft het slachtoffer iets terug van wat was afgenomen; het verlies krijgt een naam en een gedenkplaats. Zonder erkenning blijven de slachtoffers ook na de oorlog slachtoffer.
Schijn
Servië houdt in politieke kringen de schijn op dat het erkent wat er is gebeurd. Dat is echter alleen om diplomatieke redenen. Vonnissen van het Joegoslaviëtribunaal in Den Haag worden geaccepteerd en aangeklaagde oorlogsmisdadigers worden uitgeleverd omdat Servië anders geen lid kan worden van de Europese Unie.
In de eigen samenleving is dat een compleet ander verhaal. Een meerderheid van de Servische bevolking ontkent de wandaden uit het verleden. Bovendien doet men er alles aan om de sporen uit te wissen.
Erger nog is het gelijkstellen van het Bosnjakse leed –door toedoen van de Serviërs– aan het Servische leed. Serviërs hebben in de Bosnische Oorlog ook geleden, maar veel minder: 4000 dodelijke burgerslachtoffers vergeleken met ruim 50.000 aan Bosnjakse zijde.
Het zijn de Servische leiders die begonnen met het wijzen op de slachtoffers aan eigen zijde. Al snel is dit overgenomen door de internationale gemeenschap. Het leidde ertoe dat men in het Westen na de oorlog consequent is blijven praten over de noodzaak van verzoening in plaats van erkenning. Overlevenden en nabestaanden van dé slachtoffers, de Bosnjaken, worden onder druk gezet om verder te gaan met hun leven alsof er niets gebeurd is.
Het leidt er concreet toe dat iedere poging die door slachtoffers wordt ondernomen om een herinneringsmonument op te richten, wordt afgewezen met de vraag: „Hoe zit het met de andere kant van het verhaal?”
De Serviërs plaatsten daarentegen een veelvoud aan provocerende monumenten. Bijvoorbeeld de gedenkplaats nabij het voormalige concentratiekamp Trnopolje. Er kwamen op die plaats vele Bosnjaken om het leven. Nu staat er een gedenkteken gewijd aan een klein aantal gesneuvelde Serviërs. Dat geldt ook voor het monument in Foca. Daar zijn tijdens de oorlog duizenden Bosnjaken vermoord, gemarteld of verkracht. Het lokale monument is expliciet gewijd aan een handvol gesneuvelde Serviërs. Ook in Visegrad, vlak bij de brug waar honderden Bosnjaken werden afgeslacht, staat zo’n omstreden monument.
Het lijkt nog lang te gaan duren voordat Serviërs zelf monumenten voor Bosnjakse slachtoffers zullen plaatsen. Door dat te doen, erkennen ze impliciet hun misdaden tijdens de Bosnische Oorlog. Die erkenning, een pijnlijke confrontatie met de waarheid, is moeilijk maar noodzakelijk om stappen te zetten richting vrede en verzoening. Zolang de erkenning uitblijft, kan er wat mij betreft van toetreding van Servië tot de Europese Unie geen sprake zijn.
De auteur is student international studies in Leiden. Hij verrichtte onderzoek naar de wandaden die zijn gepleegd tijdens de Bosnische Oorlog.