Vijf predikanten reageren in de aanloop naar de nationale synode, die op 25 en 26 oktober in Dordrecht wordt gehouden, op enkele vragen van prof. dr. A. van de Beek over kerkelijke eenheid die hij eerder in deze krant poneerde (RD 21-9). Vandaag deel 2: dr. A. J. Plaisier, scriba van de Protestantse Kerk in Nederland.
Wat is de identiteit van een christen?
De identiteit van een christen wordt prachtig verwoord in de Heidelbergse Catechismus. In mijn eigen woorden: een christen ben je als je gelooft in Christus. Je bent van Hem. Je komt daar openlijk voor uit. Omdat je van Jezus bent, mag je weten dat je een vrij mens bent, die niet van de duivel, zonde of dood is en daar dan ook dapper verzet tegen biedt. Je leeft immers voor Hem.
Wat betekent het voor ons als we anderen, met wie we samen christen zijn, beschouwen als behorend tot de ene gemeenschap van Christus?
Allen die in Jezus geloven en de Naam van Christus belijden, zijn mijn broeders en zusters en ik ben broeder van hen. Er is maar één lichaam van Christus omdat er maar één Christus is: Hij Die zichzelf gegeven heeft voor een verloren wereld. Jezus heeft de muur afgebroken tussen joden en heidenen en hen door Zijn ene offer één gemaakt in Zijn lichaam. Christen ben je niet door tot een bepaalde kerk te behoren, maar door Christus toe te behoren. Hoe belangrijk de kerk ook is, het is niet de kerk die bemiddelt tussen Christus en de gelovige. Door het geloof is Christus vrij toegankelijk. Daarom is er een diepe band tussen gelovigen, dwars door de kerkmuren heen. Er is niet een aparte Christus voor de diverse kerken.
Kunnen we onze eigen godsdienstige identiteit formuleren? Wat is het veilige huis waarin we wonen en waar hebben we vaste grond onder de voeten?
Het is vrijwel onmogelijk de eigen godsdienstige identiteit te formuleren, al is die er natuurlijk wel. Enerzijds voel ik in de Protestantse Kerk van vandaag weinig „veilig huis” en weinig „vaste grond onder de voeten.” En toch denk ik dat er in mijn kerk een mentaliteit aanwezig is van een gevestigde kerk, die er vooral op uit is zichzelf voort te zetten. Wat die mentaliteit precies is, en wat de gevaarlijke en mogelijk schadelijke kanten ervan zijn, is iets wat door de ‘buitenstaander’ vast scherper wordt gezien. Laat die mijn kerk daarin helpen en laat ik zo eerlijk zijn in die spiegel te willen kijken.
Zijn we bereid om alles wat we onder de derde vraag hebben genoemd (en hadden moeten noemen, maar verzwegen) op te geven als het anders is dan wat we antwoordden op de eerste vraag?
De kerk is de ruimte waar Christus samenwoont met de zondaren. Een kerk dient maar één echte zorg te hebben: deze ruimte te zijn en te blijven. Dan gebeurt er wat, dan is er sprake van heil. Het is een dak boven het Evangelie, het goede nieuws van ”God met ons”. Dat dak is hoog en wijd. De eeuwen ademen erin. En de mensen, rijp en groen, kunnen eronder schuilen. Het gevaar is groot dat het dak te laag hangt. Dan verdwijnt de adem van de eeuwen eruit. Het kan te smal worden. Dan staan de zondaars in de kou. Een kerk is de plaats waar Christus’ Naam wordt beleden. Waar de genade wordt beleden. Waar het wordt verwacht van de kracht van de Geest van Christus. Daar is het belijden op gericht. Op het erf van de Reformatie waait het rond dit belijden. Dat is aan deze kerken eigen. Dat moet ook zo blijven. Het gaat niet om een grootste gemene deler. Dat is oecumene van de lauwheid. Dat is vast het gevaar van de oecumene à la de Protestantse Kerk. Als echter het belijden gericht is op het afbakenen van de grenzen tussen onze kerken, heeft het zijn explosieve kracht verloren. Het belijden stoot af. Het is naar achteren gericht. De verten van de einden der aarde en van het einde der tijden raken uit het zicht. Dat is wellicht het gevaar van de zogenaamde afgescheiden kerken. Samen zijn we ziek. Alleen samen kunnen we beter worden. Daar hoort opgeven bij van wat uiteindelijk de toets van wat de kerk ten diepste is, niet kan doorstaan. Daar kom je niet achter zonder de werkelijke inbreng van broeders en zusters uit andere kerken.
Zijn we bereid om elkaar de broederhand te geven als we onderlinge overeenkomsten ontdekken?
Ik ben van harte bereid de broederhand te reiken, steeds waar onderlinge overeenkomsten worden ontdekt. En dat niet omdat ik zo sympathiek ben, zo’n open persoon of zo’n oecumenische hardloper. Veeleer omdat ik wanneer ik weiger de broederhand te geven, juist waar de herkenning is van het geloof in de ene Heer, impliciet de handen van Jezus zou afhakken. Hij reikt immers aan de ander wel de broederhand.
Hoe geven we die onderlinge overeenkomst in onze tijd ruimhartig organisatorisch gestalte?
Zonder elkaar in levenden lijve te ontmoeten zullen we de onderlinge overeenkomsten niet ontdekken. Zonder plaatselijk samen te werken, zullen we vooral blijven theoretiseren. Daarbij helpen ook andere vormen van samenwerking, zoals tussen opleidingen. Er zal echter ook een moment moeten komen om organisatorisch elkaar de hand te reiken. Een eerste stap kan een federatie van kerken zijn. Een gemeenschap van kerken. Wat let ons? Uiteindelijk hoop ik op meer. Echte eenwording is van Christus wege onze gezamenlijke roeping.