Christenen dienen bereid te zijn iets van hun eigen identiteit op te geven ten gunste van kerkelijke eenheid, betoogt prof. dr. A. van de Beek.
„Zij reikten elkaar de hand”, schrijft Lukas in het boek Handelingen. Dat was nadat er grote spanningen in de kerk waren geweest. Het gaat in Handelingen vaak over spanningen in de kerk. De kerk is een kerk van mensen en mensen zijn allemaal verschillend.
Handelingen leert ons hoe we met spanningen in de kerk kunnen omgaan. In hoofdstuk 6 wordt verteld dat de Griekssprekende christenen zich achtergesteld voelen bij de Arameessprekenden. De apostelen geven onmiddellijk de Griekssprekenden alle ruimte: ze krijgen hun eigen leiding, zeven mensen vol van de Geest. De apostelen durven hun gezag toe te vertrouwen aan anderen zodat alle christenen in hun leven met Christus en met elkaar ten volle tot hun recht kunnen komen.
Identiteit
Het gaat in Handelingen overigens om meer dan taal. Het gaat om cultuur. Het gaat zelfs om de identiteit van mensen. Dat wordt vooral duidelijk uit hoofdstuk 15. Er is verschil van mening over de besnijdenis. Joodse christenen vinden dat heidenchristenen besneden moeten worden. Zonder besnijdenis kun je immers niet bij Israëls God behoren – en dus ook niet bij Jezus, Die zelf de Heere der heerlijkheid is, zo redeneren ze. Anderen, zoals Paulus, vinden dat niet nodig. Christus heeft immers de wet vervuld en de muur tussen joden en heidenen doorbroken.
Op een vergadering in Jeruzalem wijzen uiteindelijk Petrus en Jakobus de weg. Zij geven aan dat besnijdenis niet nodig is voor heidenchristenen en de vergadering stemt daarmee in.
We kunnen ons nauwelijks voorstellen wat dat voor joden moet hebben betekend. Het is tegen alles in wat ze altijd hebben geloofd en beleefd: dat alleen in de besnijdenis het heil van God gevonden wordt. Ze leveren hun identiteit als jood in. Daarin gaat een wetsgetrouwe jood, zoals Jakobus, die de rechtvaardige werd genoemd, voorop.
Vitaliteit
Van heidenchristenen wordt ook wat gevraagd: ze moeten zich onthouden van bloed, van afgodenoffer, van gestikte dieren en van hoererij. Dat zijn op het eerste gezicht een aantal morele regels. Heidenen hoeven lang niet zo veel in te leveren als joden.
Dat is echter een misverstand. Het gaat allerminst om minimale morele regels. Dan hadden moord en diefstal er toch minstens bij moeten staan. Niemand op de vergadering in Jeruzalem zal gedacht hebben dat je je daarvan niet zou hoeven te onthouden. Het gaat in de vier regels die gegeven worden om iets anders. Ze hebben allemaal te maken met vitaliteit, door goden, bloed en seksualiteit. Heidenen moeten hun vitaliteitscultuur opgeven – hun ideeën over macht en vooruitgang. Dat is voor heidenen net zo ingrijpend als voor joden het opgeven van de besnijdenis.
Jood en heiden geven beiden op wat hun diepste identiteit bepaalde: besneden zijn en levenskracht. Dat wordt van christenen gevraagd voor de eenheid van de kerk. Ze geven zichzelf op. Ze doen dat voor de eenheid van de kerk. Ze doen dat voor de eenheid van Christus, want in Hem verlies je je identiteit. Je wordt lid van Zijn lichaam en Zijn lichaam is één.
Vragen
Uit bovenstaande bezinning komen een aantal vragen op die we ons moeten stellen in de onderlinge ontmoeting van christenen:
Vraag 1. Wat betekent het voor ons als we anderen, met wie we samen christen zijn, beschouwen als behorend tot de ene gemeenschap van Christus? Hij heeft ons immers allen geroepen door het ene Woord en de ene doop om Hem na te volgen.
Vraag 2. Kunnen we onze eigen godsdienstige identiteit formuleren? Wat is het veilige huis waarin we wonen en waar hebben we vaste grond onder de voeten? Wat is onmisbaar? Willen we toelaten dat anderen ons helpen om dat te benoemen?
Vraag 3. Wat is de identiteit van een christen?
Vraag 4. Zijn we bereid om alles wat we onder de tweede vraag hebben genoemd (en hadden moeten noemen, maar verzwegen) op te geven als het anders is dan wat we antwoordden op de derde vraag?
Vraag 5. Zijn we bereid om elkaar de broederhand te geven als we onderlinge overeenkomsten ontdekken?
Vraag 6. Hoe geven we die onderlinge overeenkomst in onze tijd ruimhartig organisatorisch gestalte?
Vraag 7. Wat betekent het te leven uit de ene verkondiging van de opgestane Christus, in de éne doop en in het breken van het éne brood? En wat betekent het voor ons om aan Jezus over te laten hoe het met de anderen zit – en om achter Petrus aan te lopen, ook als die de verkeerde vragen stelt?
De auteur is bijzonder hoogleraar theologie aan de universiteit van Stellenbosch (Zuid-Afrika), emeritus hoogleraar aan de Vrije Universiteit te Amsterdam en lid van de raad van advies van de nationale synode. Dit artikel is een samenvatting van de bijdrage die eind juni ter bespreking aan alle kerken en geloofsgemeenschappen is verzonden. Op verzoek van de redactie zullen verschillende personen de komende weken, in aanloop naar de nationale synode die op 25 en 26 oktober wordt gehouden in Dordrecht, een antwoord geven op de in het artikel gestelde vragen.