Commentaar: Ook in supermarkt vóór of tégen Israël zijn
Israël houdt de gemoederen weer eens bezig. Dat is niet voor het eerst. En het zal ook zeker niet de laatste keer zijn.
Ophef over producten uit Joodse nederzettingen in de bezette gebieden brengt dit keer pennen en tongen in beweging. Een aantal Nederlandse supermarktketens boycot artikelen die op illegale plaatsen door een onderdrukkende macht zijn geproduceerd.
Zo, dat staat. En zo wordt het in de media doorgaans geformuleerd. Alleen al de terminologie is in deze discussie heel bepalend. Want het maakt nogal wat uit of je spreekt over ”producten uit illegale Joodse nederzettingen in de bezette gebieden”. Of moet het zijn: ”producten uit Joodse steden en dorpen in Judea en Samaria”? Of: ”producten uit steden en dorpen in het door God voor eeuwig aan het Joodse volk beloofde land”?
Elk woord veronderstelt een politieke, morele en religieuze keuze. Het zou daarom aanbeveling verdienen als media hun woordkeuze in dezen wat zorgvuldiger zouden overwegen.
Neem alleen al de term ”bezette gebieden”. De Verenigde Naties betitelen de Westelijke Jordaanoever (Judea en Samaria), Oost-Jeruzalem en de Golan nog altijd officieel als ”betwiste gebieden” (”contested areas”). Dat klinkt toch wat minder naar dan bezet. Als men dan al zo nodig met internationaal recht wil schermen, gaat het in de pers met deze benaming al helemaal fout. Dat laat tegelijkertijd iets zien van de vooringenomenheid van de media.
De politiek doet daar dapper aan mee. Minister Timmermans van Buitenlandse Zaken wil het publiek vooral eerlijk voorlichten: „De nederzettingen liggen niet in Israël.”
Misschien moet de bewindsman ook maar eens uitleggen of Kasjmir in India of in Pakistan ligt? Daar is tenslotte drie keer oorlog om gevoerd. Maar daar hoor je Den Haag niet over. Evenmin over Kosovo, Tibet of Taiwan, om maar wat te noemen.
Terug naar de boycot. Of is het wel een boycot? De Europese discussie draait vooral om het labelen van producten uit de Joodse nederzettingen. Is een artikel afkomstig uit de betwiste gebieden, dan moet dat er vooral luid en duidelijk op staan.
Dat mag. Zolang het op een neutrale manier gebeurt. Elke Nederlander heeft er recht op te weten waar zijn duur gekochte sinaasappel of dadel is geproduceerd.
Maar zal diezelfde Nederlander die verrukkelijke sugarsnaps laten liggen als hij tot zijn schrik bemerkt dat er in kleine lettertjes op staat ”produced in Zimbabwe”? Of ontsteekt hij daarbij in regelrechte woede, als hij zich het schrikbewind van de Zimbabwaanse president Mugabe voor ogen haalt? En zo zijn er nog wel wat meer dubieuze landen te verzinnen. Of gaan we voortaan vermelden: ”Made in China (waar de mensenrechten niet zo nauw worden genomen)”?
Bij Israël werkt dat kennelijk allemaal anders. Ongevraagd wordt de Nederlandse consument in een politieke discussie meegezogen als hij zich langs de schappen van de supermarkt beweegt. De vraag waar een product vandaan komt, ontaardt zo in een opgedrongen standpuntbepaling: vóór of tégen Israël.