Armere landen niet geholpen met povere opbrengst klimaattop
Op de VN-klimaattop in Azerbeidzjan is na ruim twee weken onderhandelen een akkoord bereikt. Met de magere uitkomst staan armere landen alsnog in de kou.
Een buitengewoon belangrijk resultaat, zo noemde Eurocommissaris Hoekstra de deal die in Bakoe werd gesloten. Arme landen krijgen vanaf 2035 jaarlijks 300 miljard dollar aan klimaatsteun. Gelet op de moeizame onderhandelingen is de opluchting over het resultaat niet verwonderlijk.
Tegelijkertijd zijn met name ontwikkelingslanden uitermate ontevreden. Zij hadden gevraagd om minstens 500 miljard dollar. Hun onvrede werd, kort na de slotverklaring in de nacht van zondag op maandag, onder woorden gebracht door een woedende Nigeriaanse afgevaardigde. Zij noemde de uitkomst een belediging en een grap. Ook andere landen reageerden verontwaardigd.
Je kunt je afvragen of die boosheid terecht is. Met een verdrievoudiging van de jaarlijkse klimaatsteun, van 100 naar 300 miljard dollar, maken rijke landen straks elk jaar immers een aanzienlijk bedrag over aan ontwikkelingslanden. Toch zijn er wel wat kanttekeningen te plaatsen.
Zo is er volgens tal van onderzoeken veel meer geld nodig om armere landen in staat te stellen iets tegen de gevolgen van klimaatverandering te doen. Juist die landen worden bovengemiddeld vaak getroffen door overstromingen of grote droogte, met alle gevolgen van dien. Nu ook het Westen vaker dan voorheen de enorme impact van natuurrampen ervaart –denk aan de recente overstromingen in Spanje– zou de urgentie toch gevoeld moeten worden om economisch minder ontwikkelde landen te steunen.
De vrees bestaat verder dat rijke landen hun budget voor ontwikkelingssamenwerking gaan verschuiven naar klimaatsteun. Als dat gebeurt, krijgen ontwikkelingslanden per saldo niet meer geld. Zo werd na de top al gesproken over een sigaar uit eigen doos. Extra wrang is dat juist grote vervuilende en snelgroeiende economieën als China en Saudi-Arabië nog tot de armere landen worden gerekend, zonder verplichting om bij te dragen aan klimaatsteun.
Daarmee is de verontwaardiging over het povere resultaat van de klimaattop in Bakoe iets beter te begrijpen. De top, die net als vorig jaar in Dubai plaatsvond in een olie- en gasproducerend land, legt pijnlijk duidelijk de spagaat bloot waarin de wereld zich bevindt. De afhankelijkheid van fossiele brandstoffen blijft, zeker in opkomende economieën, onverminderd groot. Tegelijkertijd dwingt klimaatverandering tot vergaande maatregelen, waarbij het redelijk is dat de sterkste (lees: meest vervuilende) schouders de zwaarste lasten dragen.
Met alle politieke belangen die daarbij spelen, is het bereiken van een deal in Bakoe al een prestatie op zich. Maar met de magere uitkomst zijn de door klimaatverandering zwaarst getroffen landen nauwelijks geholpen en staan ze alsnog in de kou.